Vermelding van de motivering kan achterwege blijven indien redelijkerwijs kan worden
aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat, zo bepaalt artikel 4.18 lid 1 AWB.
Maar wordt dan om een motivering verzocht, dan dient die zo spoedig mogelijk gegeven te
worden.
Artikel 4.19 AWB bepaalt dat, indien een advies zelf volledig de motivering bevat en het
advies ter kennis van de gehandicapte is of wordt gebracht, kan worden volstaan met
verwijzing naar dit advies.
Tot slot bepaalt de AWB nog in artikel 4.20 dat indien burgemeester en wethouders een
beschikking geven die afwijkt van een krachtens wettelijk voorschrift (i.e. de WVG) met het
oog daarop uitgebracht advies, dit in de motivering wordt vermeld, met vermelding van de
redenen voor de afwijking.
Artikel 5.2 Gronden voor weigering.
In artikel 5.2 geeft de verordening een tweetal gronden voor weigering aan. Onder a wordt
gedoeld op de situatie dat de gehandicapte een voorziening aanvraagt nadat deze gerealiseerd
Omdat de gemeente dan geen mogelijkheden meer heeft de voorziening volgens het
vastgestelde beleid te verstrekken, geen invloed heeft op de te verstrekken soort voorziening,
zal in deze situatie de voorziening worden geweigerd.
Niet eerder dan nadat burgemeester en wethouders een beslissing over de aanvraag voor een
woonvoorziening hebben genomen mag een aanvang worden gemaakt met de werkzaam-
heden. Pas op dat moment hebben burgemeester en wethouders alle op de aanvraag
betrekking hebbende gegevens beoordeeld en op grond hiervan een besluit genomen over de
te treffen voorziening. Door deze regeling wordt voorkomen dat een voorziening waar
vroegtijdig mee is begonnen uiteindelijk niet overeenstemt met hetgeen burgemeester
wethouders als goedkoopst adequate voorziening beschouwen. Burgemeester en wethouders
kunnen immers ook factoren mee laten wegen die buiten de woonruimte van de gehandicapte
gelegen zijn, zoals een beschikbare aangepaste woning elders, waardoor een woningaan-
passing wellicht niet noodzakelijk is.
Pas nadat de gemeente een positieve beschikking voor een verhuiskostenvergoeding heeft
gegeven, komt een gehandicapte hiervoor in aanmerking. Pas nadat advies is verkregen en de
gemeente een afweging heeft gemaakt welke oplossing het meest adequaat is kan de
gehandicapte tot verhuizing overgaan. Met deze voorwaarde wordt tevens voorkomen dat de
gemeente achteraf, nadat de gehandicapte reeds is verhuisd, met een claim voor
verhuiskostenvergoeding geconfronteerd wordt. In bepaalde gevallen kan het echter nodig
zijn dat de gehandicapte snel moet beslissen omdat de woning anders aan een andere
woningzoekende wordt toegewezen. In deze, of andere urgente gevallen, is het verkrijgen van
toestemming van de gemeente ook voldoende. Maar in alle gevallen dient de gehandicapte
voor de verhuizing schriftelijk toestemming van de gemeente te hebben verkregen.
Onder b wordt in dit artikel aangegeven dat de aanvraag geweigerd wordt als het gaat om een
vergoeding of verstrekking die reeds eerder heeft plaatsgehad, terwijl het de aanvrager
verwijtbaar is dat het middel verloren is gegaan, bij voorbeeld door roekeloosheid of
verwijtbare onachtzaamheid. Het moge duidelijk zijn dat deze regeling niet geldt indien de
aanvrager geen schuld treft.
is.