Voordat de minister beschikt in hetkader van aanwijzing ofafvoeiing, vraagt de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg namens hem advies aan de raad van de gemeente waarin het monument is gele-
gen, en - indien gelegen buiten de bebouwde kom zoals hier niet het geval is - van Gedeputeerde
Staten. Burgemeester en wethouders stellen belanghebbenden (in ieder geval de eigenaar) in de
gelegenheid zich te doen horen. De gemeenteraad brengt zijn advies uit binnen vijf maanden na de
verzending van de adviesaanvraag; in het huidige geval was dit uiterlijk 5 September 2002. Wij
hebben echter om uitstel gevraagd. De minister beslist binnen tien maanden na de datum van de
verzending van de adviesaanvraag.
Voor de inhoudelijke onderbouwing van het advies van de gemeenteraad aan de Rijksdienst voor
de Monumentenzorg, hebben wij het steunpunt monumentenzorg Fryslan gevraagd ons te adviseren
over de cultuurhistorische waarde van deze boerderij. Deze advisering behoort tot de werkzaamhe-
den c.q. wettelijke taken van de gemeente die wij aan het genoemde Steunpunt hebben uitbesteed.
Dat advies dient derhalve ter onderbouwing van het advies van uw raad en is alleen inhoudelijk en
op de intrinsieke cultuurhistorische waarde van de boerderij gericht. In het kader van een dergelijke
afvoeringsprocedure kunnen ook andere aspecten een rol spelen. Zo kunnen de belangen van de
eigenaar van toepassing zijn. Die belangen zouden niet specifiek op de monumentale waarde van het
pand zelf gericht kunnen zijn. In de procedure dienen wij u een hoorzitting te beleggen, waarin
belanghebbendenhun mening naar voren kunnen brengen. Die mening c.q. belangen dient u mee te
wegen in uw uiteindelijke advies aan het rijk.
Adviesrapport
Het Steunpunt Monumentenzorg Fryslan heeft het pand bekeken en beoordeeld aan de hand van
criteria zoals die vergelijkbaar golden bij de inventarisatie en selectie van panden uit de periode
1850-1940 (de zogenaamde MIP/MSP periode). Die criteria waren het beoordelingskader omte
komen tot de selectie van en aanwijzing tot rijksmonumenten uit die periode. Dit om de (overgeble-
ven) absolute monumentale c.q. cultuurhistorische waarde te kunnen bepalen.
Het Steunpunt komt in haar rapport tot de volgende (deel)conclusies:
Alleen op het criterium ensemble- of historisch-ruimtelijke waarden scoort de boerderij nog
enigszins 'positief
De beperkt overgebleven intrinsieke cultuurhistorische en architectuurhistorische waarden
van de boerderij zijn niet zodanig dat van waarden van nationaal belang kan worden gespro-
ken.
Er veel te weinig authentieke zaken zijn overgebleven, waardoor de absolute waarde van de
boerderij niet meer dan van lokaal belang kan worden gekenschetst.
De 'ingrepen' in het verleden gedaan, hadden destijds via het vergunningkader al moeten
leiden tot het afVoeren van de monumentenlijst. Dit geldt met name voor de 'romp'.
Weliswaar is de huidige gerealiseerde woonbestemming essentieel voor het voortbestaan en
behoud van (de hoofdvorm van) de boerderij en haar silhouet in het doip, maar de wijzi-
gingen die zijn aangebracht om die woonfunctie te realiseren doen teveel afbreuk aan de
gaaflheid van de architectonische samenhang van in- en exterieur en aan de herkenbaarheid
van de oorspronkelijke functie.