2. Ingeval geen heffmgsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen is vastgesteld, wordt de
belasting berekend naar de waarde.
3. De vaststelling van de waarde geschiedt overeenkomstig de regels voor de in de artikelen 220
tot en met 220h van de Gemeentewet bedoelde belastingen.
Artikel 5 Belastingtarief
1De belasting bedraagt bij een waarde van minder dan 9.075 194,70
en
bij een waarde van 9.075 en daarboven bedraagt de belasting 194,70
vermeerderd met 4,19 promille
van het bedrag waarmee de waarde 9.075 te boven gaat.
2. Het bedrag van de belasting verkregen op basis van het gestelde
in het eerste lid wordt per belastingaanslag naar beneden afgerond
op gehele euro's.
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van hefting
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 8 Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen
worden betaald in vijf gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de
maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van
de vol-gende termijnen telkens twee maanden later.
2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet
1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het
eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de
vaststelling van de aanslag.
3. De Algemene Termijnwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde ter
mijnen.
Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de hefting
en de invordering van de forensenbelasting.