B. Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen
Verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van
het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen (zie art. 170, eerste lid,
aanhef en onder c WVW 1994 en art. 2 Besluit wegslepen van voertuigen) kunnen
noodzakelijk zijn in het geval dat een voertuig is geparkeerd:
a. op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E1 van bijlage 1 van het
RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in art.
24, lid 1 onder e RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een
parkeerverbod geldt;
b. op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E2 van die bijlage of
door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in art. 23, lid 1 onder
g RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod stil te staan geldt;
c. op een parkeerplaats nader aangeduid door bord E4 van die bijlage (al dan niet
met onderbord) voorzover:
- het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;
- het voertuig op een andere dan de aangegeven wijze is geparkeerd;
- het voertuig op andere dagen of uren dan aangegeven is geparkeerd;
d. op een taxistandplaats, nader aangeduid door bord E5 van die bijlage, tenzij het
parkeren gebeurt met een taxi;
e. op een gehandicaptenparkeerplaats, nader aangeduid met bord E6 van die
bijlage:
- tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig;
- tenzij gebruik wordt gemaakt van een geldige en duidelijk zichtbaar
aangebrachte gehandicaptenparkeerkaart;
- die gereserveerd is voor een bepaald voertuig, tenzij het parkeren gebeurt met
dat voertuig;
f. op een laad- en losplaats, nader aangeduid door bord E7 van die bijiage (met
uitzondering van de aangegeven dagen of uren), tenzij de bestuurder van het
voertuig bezig is met het onmiddellijk laden en lossen van goederen;
g. op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E8 van die bijlage voorzover
het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;
h. op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E9 van die bijlage en bestemd
voor vergunninghouders, tenzij het parkeren gebeurt met het voertuig waarvoor
een parkeervergunning is afgegeven;
i. in een voetgangersgebied, nader aangeduid door bord G7 of C1 van die bijlage.
Toelichting
Hiervoor zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de
wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief niet zozeer Iigt bij de
verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer, maar wel bij het vrijhouden
van wegen en weggedeelten. In de oude wettelijke regeling werd een specifiek
voorbeeld van een locatie genoemd waar voertuigen mochten worden weggesleept
wanneer hier door onbevoegden werd geparkeerd, namelijk de
gehandicaptenparkeerplaats. In de praktijk bleken er aanzienlijk meer locaties
denkbaar te zijn waar het wegslepen van voertuigen noodzakelijk werd geacht
zonder dat er direct sprake was van verkeersonveiligheid of belemmering van de
doorstroming van het verkeer.