De landelijke uitkeringsniveaus voor alleenstaanden en alleenstaande ouders bedragen
respectievelijk 50 en 70 procent van het netto minimumloon. In de situatie dat kosten niet
kunnen worden gedeeld biedt de Wwb de mogelijkheid om alle alleenstaanden en
alleenstaande ouders, zonder nader onderscheid, de maximale toeslag - 20 procent van het
netto minimum loon - te verstrekken. Met een maximale toeslag bedraagt de maximale
bijstandsuitkering dan ook voor alleenstaanden of alleenstaande ouders respectievelijk 70 en
90 procent van het netto minimumloon. Dit wordt toereikend geacht voor de voorziening in de
algemeen noodzakelijke bestaanskosten voor alleenstaanden en alleenstaande ouders. Het laat
onverlet dat gemeenten de bevoegdheid hebben om, als de omstandigheden daartoe aanleiding
vormen, de bij stand op een hoger bedrag vast te stellen. De rechtvaardiging voor een
verhoging is gelegen in bijzondere individuele omstandigheden. De eventuele extra bij stand
wordt daarmee dan ook niet als algemene-, maar als bijzondere bij stand aangemerkt.
Gehuwden
De verlening van een toeslag aan gehuwden is niet aan de orde. Voor hen geldt immers de
maximale landelijke norm van 100 procent. Het landelijke uitkeringsniveau voor gehuwden
gaat ervan uit dat de echtgenoten samen geheel de kosten van de gezamenlijke huishouding en
huisvesting dragen. Ingeval de gehuwden deze kosten met een ander kunnen delen kan dit
reden zijn om de landelijke norm te verlagen. Zij hebben in dat geval lagere algemene
bestaanskosten dan waarin de landelijke norm voorziet.
Woonsituatie
Naast het kunnen delen van de algemene bestaanskosten met een ander kunnen er aanzienlijke
lagere algemene bestaanskosten zijn als gevolg van het ontbreken van bepaalde kosten. Bij de
bijstandsverlening moet met deze lagere bestaanskosten rekening kunnen worden gehouden.
Hiertoe is een aparte rechtsgrond in de Wwb opgenomen.
Van lagere bestaanskosten als gevolg van de woonsituatie kan sprake zijn bij de bewoning van
een woning waaraan geen woonlasten zijn verbonden, bijvoorbeeld in het geval van krakers.
Hiervan is echter ook sprake ingeval een derde, bijvoorbeeld een onderhoudsplichtige, de
woonlasten betaalt van de woning. Er wordt dan een woning bewoond waaraan voor de
bijstandsgerechtigde geen woonkosten zijn verbonden. Het financiele voordeel van het niet
verschuldigd zijn van woonkosten rechtvaardigt een lager bedrag aan algemene bijstand.
Sclioolverlaters
Artikel 28 van de Wwb biedt de mogelijkheid om de landelijke norm of de toeslag lager vast
te stellen als de belanghebbende recent zijn scholing of beroepsopleiding heeft beeindigd. De
verlaging van de bijstandsuitkering kan slechts plaatsvinden in de periode van een half jaar na
de beeindiging van de scholing of de beroepsopleiding. Onze gemeenten hebben tot nu toe
(onder de oude wetgeving) geen aanleiding gezien om van deze mogelijkheid gebruik te
maken en ook nu is in de voorliggende verordening afgezien van deze bevoegdheid.
Alleenstaande van 21 of 22 jaar
Artikel 29 van de Wwb biedt de mogelijkheid om de toeslag voor alleenstaanden van 21 of 22
jaar lager te stellen om te voorkomen dat, gezien de hoogte van het minimumjeugdloon, de
hoogte daarvan zodanig is dat de uitstroom naar de arbeidsmarkt zou worden belemmerd. Ook
van deze bevoegdheid hebben onze gemeenten geen gebruik gemaakt onder de oude
wetgeving en er bestaat ook in dit geval geen aanleiding het huidige beleid op dit punt aan te
passen.
Actuele situatie Abw
De bepalingen van de Abw inzake de verhogingen (toeslagen) en verlagingen, verschillen niet
Pag. 2 van 10