Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarderadeel 2005 Artikelsgewijze toelichting De wet bepaalt alleen iets over de ter inzage legging van het overzicht. Vanwege de samenhang tussen bedrag, programma en overzicht ligt het voor de hand het totaal ter inzage te leggen. Artikel 15 Overleg wijze van uitvoering Lid 1 Dit artikel geeft een nadere invulling aan het wettelijk voorgeschreven overleg over de wijze van uitvoering. Met deze invulling wordt beoogd dat de aanvrager en het college een aantal praktische afspraken maken over aspecten die samenhangen met de realisering van de toegekende voorziening. Met dergelijke afspraken kunnen onduidelijkheden en misverstanden in het verdere uitvoeringstra- ject worden voorkomen. In ieder geval zal hierbij volstrekt duidelijk moeten zijn wie als bouwheer optreedt. De wet gaat er weliswaar vanuit dat het bevoegd gezag optreedt als bouwheer, maar biedt de mogelijkheid dat het bevoegd gezag en het college overeenkomen dat de gemeente de voorziening tot stand brengt. Het moet duidelijk vaststaan of al dan niet gebruik wordt gemaakt van deze-mogelijkheid. De termijn van vier weken waarbinnen het college met het betrokken schoolbestuur in overleg tre- den over de uitvoering vloeit direct voort uit de wetgeving (artikel 95, lid 8 WPO; artikel 93 lid 8 WEC en artikelen 76, lid 8 en 210, lid 8 WVO). De passage "voor zover van toepassing" is opge- nomen om niet alle voorkomende varianten op het bouwheerschap en de eigendomssituatie te hoe- ven beschrijven. Daamaast is het bijvoorbeeld denkbaar dat geen nadere afspraken behoeven te worden gemaakt over het tijdstip van indiening van het bouwplan en de desbetreffende begroting, eenvoudigweg omdat het college in het kader van artikel 16, vierde lid heeft besloten dat dit ach- terwege kan blijven. Hetzelfde geldt voor de uitvoering van de toetst of zich nieuwe feiten en om- standigheden voordoen. In het kader van de controle en het afleggen van verantwoording over de besteding van de middelen kunnen nadere afspraken worden gemaakt over de wijze en moment waarop het college geinformeerd wordt over de voortgang van de uitvoering van de voorziening, alsmede over de wijze waarop de finale verantwoording wordt afgelegd. Daarbij kan - zeker bij omvangrijke projecten - ook aan de orde zijn dat dit gepaard gaat met een accountantsverklaring. Lid 2 Wanneer de vergoeding van de uitvoering van de voorziening gebaseerd is op de feitelijke kosten wordt in aanvulling op de afspraken die voortvloeien uit het bepaalde in lid 1ook expliciet in het overleg aan de orde gesteld op welke wijze de aanvrager het werk wil gaan aanbesteden en wanneer de gemeente zicht krijgt op de offertes die op de aanbesteding worden uitgebracht (zie ook toelich ting bij artikel 4). Bij de aanbesteding van het werk dient de aanvrager, voor zo ver dit gezien de aard van de voorziening nodig is, ingevolge het bepaalde in bijlage IV, deel B richtlijnen in acht te nemen. Overigens kan de aanvrager eerst tot aanbesteding overgaan wanneer het college heeft inge- stemd met het bouwplan, tenzij een dergelijk plan naar het oordeel van het college eveneens gezien de aard van de voorziening niet vereist is (zie ook artikel 16, lid 4). Lid 3 Om te voorkomen dat in een later stadium misverstanden rijzen over de afspraken over de uitvoe ring is bepaald dat deze schriftelijk worden vastgelegd en ter instemming aan de aanvrager worden voorgelegd. Indien de aanvrager zijn instemming schriftelijk heeft verleend, dan is daarmee direct vastgelegd dat er overeenstemming bestaat over de wijze van uitvoering. Mocht de aanvrager niet instemmen met het verslag, dan zal in de praktijk meestal nader overleg plaatsvinden om alsnog overeenstemming te bereiken. Blijken partijen het niet eens te kunnen worden over de uitvoering van de voorziening dan wordt dit ook schriftelijk vastgelegd en van beide zijde geconstateerd. Lid 4 aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (Lbr.02/104) 16 augustus 2002 -TV 16-

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2004 | | pagina 120