Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarderadeel 2005Artikelsgewijze toelichting
Voor 1 januari 1997 was op grond van de wet- en regelgeving voor het primair onderwijs duidelijk
wat er onder leegstand moest worden verstaan. Er werd uitgegaan van een strikt genormeerde bena-
dering: als het aantal vierkante meters van een gebouw ruimte liet voor een extra groep leerlingen
was er sprake van genormeerde leegstand. Of die leegstand wel of niet feitelijk aanwezig was of in
gebruik was voor andere doeleinden deed niet ter zake. Aangezien de betreffende wet- en regelge
ving niet langer van toepassing is, is het van belang een defmitie van het begrip leegstand in de ver
ordening op te nemen. Bij de begripsaanduiding is gekozen voor eenzelfde benaderingswijze als
voorheen, zij het met de volgende uitzondering.
Omdat bij de capaciteitsbepaling van een gebouw ingevolge bijlage III, deel A wordt uitgegaan van
lokalen, kan het niet meer voorkomen dat er weliswaar een overmaat aan vierkante meters gecon-
stateerd wordt maar dat er geen lokaal over is.
Bij de capaciteitsbepaling worden ruimten die een bevoegd gezag eventueel voor eigen rekening
heeft gerealiseerd en waar geen (rijks)vergoeding voor wordt verstrekt wel geregistreerd, maar niet
als beschikbare capaciteit. Het vorderingsrecht strekt zich derhalve niet tot dergelijke ruimten uit.
Voor de goede orde: de zogenaamde eigendoms- en huurscholen valten dus wel onder het vorde
ringsrecht. Hiervoor wordt immers wel een (rijks)vergoeding verstrekt.
In tegenstelling tot de volledig voor eigen rekening gefmancierde ruimten, strekt het vorderings
recht zich wel uit tot leegstaande ruimten waaraan een bevoegd gezag een andere bestemming (bij-
voorbeeld mediatheek, overblijflokaal) heeft gegeven. Deze handelwijze kan worden afgeleid uit de
jurisprudentie onder de oude wetgeving waarin is vastgelegd dat, indien er sprake is van genor
meerde leegstand waaraan een bevoegd gezag een andere bestemming heeft gegeven, deze bestem
ming moet wijken voor noodzakelijk onderwijsgebruik.
Lid lb
Voor het voortgezet onderwijs kan niet van een zelfde, strikt genormeerde, benadering worden uit
gegaan als bij het primair onderwijs. Het vertrekpunt is wel hetzelfde: door de capaciteit van het
gebouw (als bepaald volgens bijlage III, deel A) te relateren aan de behoefte volgens het ruimtebe-
hoeftemodel ingevolge bijlage III, deel B wordt bezien of er een overschot aan ruimte is. Als dat
overschot geconstateerd wordt, behoeft dat niet automatisch te betekenen dat er dan ook een ge-
schikte ruimte vrij is op de gewenste tijd. Een bevoegd gezag van een school voor voortgezet on
derwijs heeft namelijk het recht, binnen de rijksbekostiging, om meer of minder uren aan bepaalde
vakken toe te delen. Deze keuzen hebben consequenties voor het lesrooster en de omvang van de
groepen, en daarmee voor de beschikbaarheid van het gebouw. Daarom wordt bij een school voor
voortgezet onderwijs vervolgens aan de hand van het lesrooster bekeken of er daadwerkelijk sprake
is van leegstand. De verantwoordelijkheid om op basis van lesroosters eventueel aan te tonen dat er
geen sprake is van leegstand, ligt bij het schoolbestuur. Achtergrond hiervan is dat gemeenten geen
zicht hebben op de lesroosters van de scholen.
Het gaat hier met nadruk om de vrijheid binnen de rijksbekostiging. Indien een bevoegd gezag extra
middelen aanwendt en daarmee beslag op leegstand legt, is er sprake van eigen beleid dat dient te
wijken voor noodzakelijk onderwijsgebruik.
Lid 2a
Voor de beoordeling of er ruimte is in een gymlokaal dat gebruikt wordt door het primair onderwijs
wordt het aantal klokuren dat voor dat lokaal in gebruik is en waarvoor de gemeente goedkeuring
heeft verleend, bij elkaar opgeteld. De capaciteit van het gebouw, verminderd met dit aantal, levert
de leegstand op. Voor de capaciteit van het gebouw wordt uitgegaan van het maximum aantal uren
dat een gebouw per week voor het onderwijs gebruikt kan worden. Het aantal van 40 is dan reeel,
gelet op de schooltijden voor het voortgezet onderwijs die de maximumgrens vormen. Het getal van
40 betekent uiteraard niet dat scholen voor primair onderwijs buiten hun reguliere schooltijden ver-
wezen kunnen worden naar een gymnastiekruimte die nog geen 40 klokuren in gebruik is. Verwij-
aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (Lbr.02/104) 16 augustus 2002
- TV 23 -