Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarderadeel 2005Artikelsgewijze toelichting beoogde ruimte op korte termijn nodig zal zijn voor het onderwijs, dat zij dit aan het bevoegd gezag mededelen. Dat geldt evenzeer als het college voomemens is de ruimte te vorderen voor ander ge- bruik. Het bevoegd gezag kan dan een verantwoorde afweging maken of het wil overgaan tot ver- huur. De risico's voor verhuur en de eventuele schadeplicht die ontstaat bij voortijdige opzegging van het contract omdat het college gebruik maakt van hun vorderingsrecht ligt ingevolge de wet bij het bevoegd gezag. Artikel 37 Tijdstip beeindiging gebruik; staat van onderhoud De wetgeving voor het primair onderwijs kende tot 1 januari 1997 een bepaling waarin gesteld werd dat het gebruik van een dislocatie diende te worden beeindigd binnen drie maanden na beeindiging van de rijksbekostiging van dat gebouw. De rijksbekostiging werd beeindigd indien een dislocatie kon worden 'leeggerekend', dat wil zeggen indien het hoofdgebouw genormeerd zoveel ruimte be- vatte dat alle groepen van de school daarin gehuisvest konden worden. Aangezien de rijksbekosti ging niet langer gerelateerd is aan de gebouwen, is er geen sprake meer van 'leegrekenen' door het rijk. Aan een bepaling omtrent de beeindiging van het gebruik van dislocaties is echter wel behoefite, vooral vanwege het feit dat gemeenten door hergebruik van onderwijsgebouwen een deel van de beoogde efficiency moeten realiseren. Het eindigen van het recht op het gebruik van hoofdgebou- wen blijft in de wet gekoppeld aan de beeindiging van de bekostiging van de school, zie bijvoor- beeld artikel 163 WPO. De WVO kent weliswaar niet zo'n bepaling, maar het spreekt voor zich dat het recht op het gebruik van een gebouw eindigt wanneer de school die het gebouw gebruikt wordt opgeheven. De artikelen 102 WPO en 76m en 217 WVO geven aan de gemeente opdracht om in de verordening een termijn op te nemen gedurende welke een gebouw nog ten hoogste kan worden gebruikt nadat, bij een gezamenlijke akte of door gedeputeerde staten, is bepaald dat de school heeft opgehouden of zal ophouden het gebouw te gebruiken. Tevens moet de gemeente een procedure vaststellen voor een eventueel op te maken staat van onderhoud ingeval van beeindiging van het gebruik. Artikel 37 van de verordening voorziet in deze wettelijke opdracht. In het artikel wordt geen onder- scheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en dislocaties. Dat onderscheid is in dit kader ook niet rele vant; ten aanzien van alle gebouwen moet duidelijk zijn op welk moment het gebruik uiterlijk be eindigd moet worden. Het opmaken van de staat van onderhoud is gekoppeld aan de beeindiging van het gebruik van een gebouw. De wettelijke bepalingen over de beeindiging van het gebruik hebben alleen betrekking op niet door de gemeente in stand gehouden scholen. In formele zin zijn de bepalingen over het achter- stallig onderhoud dus niet van toepassing op de scholen die door de gemeente in stand worden ge houden. Vanuit het oogpunt van gelijke behandeling is dit uiteraard in materiele zin wel het geval. Het volgen van eenzelfde handelwijze ligt dan ook voor de hand. Lid 1 De datum van de beeindiging van het gebruik ligt in formele zin altijd na de datum waarop toepas sing is gegeven aan artikel 110 WPO of 76u of 225 WVO. Aan die artikelen wordt toepassing ge- geven doordat het college en het bevoegd gezag in een gezamenlijke akte verklaren dat het gebruik van het gebouw beeindigd wordt of, ingeval van een geschil daarover, indien gedeputeerde staten daar een beslissing over nemen op verzoek van een der partijen. In materiele zin kan uiteraard spra ke zijn van een beeindiging van het gebruik op een tijdstip dat ligt voor toepassing van eerder ge- noemde artikelen. Van belang is dan echter wel dat de eigendomsoverdracht dan nog niet heeft plaatsgevonden en dat het bevoegd gezag als eigenaar nog steeds verantwoordelijk is voor het ge bouw. Als datum is gekozen de datum die in de akte die bevoegd gezag en gemeente opstellen wordt ge- noemd. Als er een geschil over de akte ontstaat zullen gedeputeerde staten een beslissing nemen. In de meeste gevallen zal de datum aan het einde van het schooljaar liggen. aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (Lbr.02/104) 16 augustus 2002 -TV 27 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2004 | | pagina 131