Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarderadeel 2005
Bijlage I
deze wel tegen redelijke kosten, zulks ter beoordeling van het college, te verwezenlijken zijn.
Ad b
De noodzaak voor een integratieverbouwing teneinde een schoolgebouw te kunnen afstoten
blijkt uit het feit dat door binnen een of meer andere gebouwen in gebruik bij de school
voldoende ruimte aanwezig is, terwijl deze niet zijn ingericht voor het onderwijs aan vier en
vijfjarigen of zes tot twaalfjangen.
De noodzaak voor een integratieverbouwing in een gebouw van een speciale school voor
basisonderwijs blijkt uit het feit dat 12 kinderen jonger dan zes jaar worden toegelaten tot de
school, terwijl het gebouw niet geschikt is voor het onderwijs aan leerlingen jonger dan zes
jaar.
Ad c
De noodzaak voor deze activiteit blijkt uit het feit dat er meer groepen leerlingen aanwezig
zijn dan waar het gebouw, als vastgesteld op grond van bijlage m, deel A, ruimte voor biedt,
terwijl er tevens sprake is van een bruikbaar verschil tussen de feitelijke bruto oppervlakte en
de genormeerde bruto oppervlakte dat het mogelijk maakt inpandig een of meer noodzakelijke
extra leslokalen te creeren. Bovendien dienen er geen medegebruiksmogelijkheden aanwezig
te zijn binnen een afstand van 1.500 meter hemelsbreed.
Indien het inpandig creeren van een leslokaal meer kost dan uitbreiding, op grond van bijlage
IV, deel A, wordt beslist alsof uitbreiding de gevraagde voorziening is.
Add
De noodzaak voor deze activiteit blijkt uit het feit dat de school niet beschikt over een
speellokaal en er geen ruimte groter dan 56 m2 aanwezig is en er bovendien geen
medegebruik van een speellokaal van een school binnen 300 meter mogelijk is. Voor een
speciale school voor basisonderwijs is de noodzaak ook afhankelijk van het feit dat tot de
school minimaal 12 kinderen jonger dan zes jaar worden toegelaten.
Indien het inpandig creeren van een speellokaal meer kost dan een uitbreiding, zulks ter
beoordeling van, het college op grond van bijlage IV, deel A, wordt beslist alsof uitbreiding
de gevraagde voorziening is.
Ad e
De noodzaak voor deze activiteit blijkt uit het niet overeenkomen van het gebouw met de
geldende wet en regelgeving, terwijl dat verschil op korte termijn moet worden opgeheven.
Ad f
De noodzaak voor deze activiteit blijkt uit het feit dat de oliegestookte verwarmingsinstallatie
in een zo slechte conditie verkeert dat vervanging noodzakelijk is.
Adg
De noodzaak voor deze activiteiten blijkt uit de aanwezigheid van een gehandicapte leerling
of leraar waarvoor vanwege de handicap de betreffende voorziening noodzakelijk is. Voor
zover het betreft het aanbrengen van een traplift, dient het tevens niet mogelijk te zijn om
zodanige organisatorische maatregelen te treffen dat het volledige onderwijsproces op de
begane grond kan worden gevolgd, respectievelijk kan worden gegeven.
Bovenstaande aanpassingen kunnen plaatsvinden indien zij noodzakelijk zijn en indien de
prognose, die voldoet aan de vereisten uit bijlage II, aantoont dat gedurende ten minste vijftien
jaren voldoende leerlingen om de school in stand te kunnen houden, kunnen worden
aanpassingen VNG (Lbr.02/104) ledenbrief 16 augustus 2002
-BI6-