Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarderadeel 2005 Toelichting Bijlage I verwijzingsmogelijkheid naar een op korte afstand aanwezig speellokaal of gymnastiekruimte waar nog ruimte is, opgenomen. Bij mogelijke ingebruikneming van een bestaand gebouw of een gedeelte daarvan spelen bij de toekenning, naast de ligging, ook de omvang en de kwaliteit een belangrijke rol. Voor de ligging zij verwezen naar hetgeen hiervoor is gesteld. De omvang maakt een nauwkeurige beoordeling van de noodzakelijke aanpassingen nodig (tenzij het een gebouw betrefit dat reeds voor onderwijs geschikt is). Indien de kosten samen met de (eventuele) verwervingskosten te hoog zijn (het ministerie van OCenW hi eld daarvoor 70 procent van de kosten van nieuw- bouw aan), is de vraag gerechtvaardigd of vervangende bouw niet een betere optie is. Natuur- lijk staat het de gemeente vrij hiertoe te besluiten (en daarmee af te wijken van dit percenta ge), bijvoorbeeld in verband met de locatie, het (monumentale) gebouw of het ontbreken van altematieve mogelijkheden voor huisvesting binnen de wijk. Ook ontstaat hier - evenals bij voorbeeld bij het bijbouwen van noodlokalen - een onderhandelingssituatie, waarbij altema- tieven worden bezien en gewaardeerd. Ingebruikneming is ook mogelijk bij de situaties waarbij vervanging van een bestaand ge bouw aan de orde is, namelijk als: dit per saldo geen meerkosten met zich brengt; er sprake is van een herschikkingsoperatie; dit noodzakelijk is in verband met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening. Daamaast is een ingebruikneming mogelijk als er uitbreiding van het huidige schoolgebouw aan de orde is. Het automatisme bij de toewijzing van terrein in het primair onderwijs is verlaten. Indien ter- rein noodzakelijk is, wordt daar bij de eventuele toestemming voor een andere huisvestings- voorziening rekening mee gehouden. In de systematiek van de modelverordening is voor de huisvestingsvoorziening ingebruik neming" op basis van artikel 7, twee lid, onder a, een prognose vereist. De toetsing van een prognose komt dan ook tot uiting in de criteria voor de beoordeiing van aangevraagde voor- ziening tot ingebruikneming van een bestaand lesgebouw (zie bijvoorbeeld bl en b2 van pa- ragraaf 1.4) Voor het primair onderwijs gaat het bij eerste inrichting onderwijsleerpakket (en meubilair) om het aantal groepen leerlingen. Bij fusie van scholen kan er enkel sprake zijn van een extra onderwijsleerpakket en meubilair, indien het aantal groepen groter is dan het totaal bekostigde onderwijsleerpakket en meubilair van de aan de fusie deelnemende scholen. De bestaande scheiding tussen onderwijsleerpakket en meubilair (enkel onderwijsleerpakket voor wegingsgroepen in het basisonderwijs) - aangebracht tijdens de periode van de Tijdelijke wet beperking huisvestingsvoorzieningen - blijft bestaan. Voor de eerste inrichting onderwijsleerpakket en meubilair is ook de nulmeting van belang. Op 1 augustus 1985 werden alle scholen voor basisonderwijs geacht voldoende te zijn inge- richt. Daar waar dat niet het geval was, kon via overgangsartikelen aanvullende eerste inrich ting worden verkregen. Voor de nulmeting impliceert dit dat alle toekenningen tot aan 1 au gustus 1985 ook worden begrepen onder de aanwezige eerste inrichting. De aanspraak op eerste inrichting leer- en hulpmiddelen en meubilair in het voortgezet on derwijs is gekoppeld aan de toekenning van een voorziening in de huisvesting met dien ver- stande dat die voorziening een uitbreiding van de totale huisvestingscapaciteit van de school tot gevolg moet hebben. aanpassingen tot en met VNG-ledenbrief (nr. lbr.02/104) d.d. 16 augustus 2002 -Toelichting BI 5 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2004 | | pagina 186