Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarderadeel 2005 Toelichting Bijlage III meubilair. Ook dit is aantoonbaar door middel van de daartoe gevoerde correspondentie tus- sen het college en het bevoegd gezag van de school. In beide gevallen is het hoogste aantal groepen waarvoor een onderwijsleerpakket en meubilair is verstrekt het uitgangspunt voor het beoordelen van de omvang van de noodzakelijke uitbreiding van het onderwijsleerpakket en meubilair. De periode waamaar wordt gekeken, is de periode na inwerkingtreding van de WBO voor een basisschool, of de ISOVO voor een speciale school voor basisonderwijs. In de OWBO en de OISOVO is bepaald dat de inventaris aanwezig op het moment van inwerkingtreding van de wet wordt geacht te voldoen. Verder terugkijken in de tijd heeft dus geen zin. In 2002 is naar aanleiding van de groepsgrootteverkleining de berekening van het aantal groepen onderwijsleerpakket en meubilair in overeenstemming gebracht met de berekening van de behoefte aan lokalen. Dit gebeurt aan de hand van de omzettingstabellen. Gymnastiekruimten De vaststelling van de capaciteit van de gymnastiekruimten is van belang vanwege aanvragen voor uitbreiding van het aantal klokuren dat gebruik wordt gemaakt van een gymnastiekruim- te, maar ook vanwege de bepaling van leegstand ten behoeve van mogelijk medegebruik. De capaciteit van de gymnastiekruimten wordt vastgelegd in een aantal klokuren. Een gymnas- tiekruimte behorende tot een school voor basisonderwijs kan 40 klokuren worden gebruikt. Een school voor het basisonderwijs kan gezien de schooltijden van de school echter niet meer dan 26 klokuren gebruik maken van de gymnastiekruimte. Indien een school aanspraak maakt (kan maken) op klokuren gebruik van een andere gymnastiekruimte dan behorende bij de school dan is de capaciteit van deze gymnastiekruimte ten behoeve van de betreffende school bepaald door het aantal uren dat deze gymnastiekruimte beschikbaar is gedurende de school tijden van de school waarvoor de klokuren noodzakelijk zijn. Het betreft een gymnastiekruim te behorende bij een andere school in het primair of voortgezet onderwijs, een sportaccom- modatie van de gemeente of een sportaccommodatie beheerd door derden. De terreinoppervlakte van een gymnastiekruimte is de oppervlakte zoals deze is geregistreerd bij het Kadaster. In veel gevallen zal de gymnastiekruimte gelegen zijn op het terrein van de school en als zodanig opgenomen zijn in de terreinoppervlakte van het lesgebouw. In dat ge- val heeft het geen zin de terreinoppervlakte voor gymnastiekruimte afzonderlijk te registreren, omdat bij een eventuele aanvraag voor uitbreiding van het terrein van de gymnastiekruimte, bijvoorbeeld omdat het gebouw wordt uitgebreid met een kleedruimte, de totale terreinopper vlakte van het lesgebouw en de gymnastiekruimte wordt bekeken ter beoordeling van een noodzakelijke uitbreiding van het terrein. In het enkele geval dat de gymnastiekruimte op een afzonderlijk terrein is gelegen, los van het terrein van het lesgebouw, wordt de terreinopper vlakte geregistreerd. Ten aanzien van de inventaris van de gymnastiekruimte is bepaald dat deze wordt geacht vol- doende te zijn. Dit impliceert dat slechts voor nieuw te realiseren gymnastiekruimten een aan vraag voor eerste aanschaf van het onderwijsleerpakket en meubilair kan worden gesanctio- neerd. In het enkele geval dat voor de invulling van het noodzakelijke aantal klokuren gym- nastiek wordt verwezen naar medegebruik van een beschikbare gymnastiekruimte kan, indien vaststaat dat het meubilair niet geschikt is voor de groep leerlingen die de gymnastiekruimte in gebruik gaat nemen, aanvullend meubilair worden verstrekt. incl. aanpassingen VNG ledenbrief nr. lbr.02/104 d.d. 16 augustus 2002 -Toelichting Bill 4 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2004 | | pagina 193