Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Leeuwarderadeel 2005
Toelichting Bijlage III
Toelichting deel B Wijze van bepalen van de ruimtebehoefte
School voor het basisonderwijs
Het bepalen van de ruimtebehoefte van een basisschool houdt in dat wordt bezien hoe groot
de capaciteit van de desbetreffende school is in relatie tot de eventueel reeds aanwezige capa-
citeit. De omvang van de noodzakelijke capaciteit of uitbreiding van de capaciteit wordt uit-
gedrakt in groepen, zijnde het aantal formatieplaatsen. Er is onderscheid gemaakt in het bepa
len van de ruimtebehoefte voor tijdelijke en voor permanente voorzieningen. Bij de bepaling
van de ruimtebehoefte voor een tijdelijke voorziening wordt wel rekening gehouden met de
gewogen leerlingen, bij de bepalen van de ruimtebehoefte voor een tijdelijke voorziening
wordt wel rekening gehouden met de gewogen leerlingen, bij de bepaling van de ruimtebe
hoefte voor een permanente voorziening wordt hiermee geen rekening gehouden.
Tevens wordt voorzien in een doorwerking van de formatie voor groepsgrootteverkleining in
de bepaling van de ruimtebehoefte van scholen. Voor een uitgebreide toelichting op de bepa
ling van de ruimtebehoefte als gevolg van de groepsgrootteverkleining wordt verwezen naar
de VNG-ledenbrief van 30 September 1997, kenmerk L.br. 97/170.
Om de ruimtebehoefte van een speciale school voor basisonderwijs te bepalen is aangesloten
bij de N-factoren, zoals deze golden voor het voormalig lom- en mlk-onderwijs. Dit betekent
dat de groepsgrootte normatief is bepaald op 15 leerlingen. Achtergrond van deze keuze is het
volgende.
Binnen een sbo wordt geen onderscheid gemaakt naar de leeftijd van de leerling. Weliswaar is
een sbo toegankelijk voor leerlingen vanaf vier jaar, maar in een afzonderlijke afdeling voor
"jonge risicoleerlingen" (voormalig iobk) is niet voorzien. Ook de formatietoekenning aan een
sbo is niet afhankelijk van de leeftijd van de leerlingen.
Bovendien is gekozen om aan te sluiten bij de N-factoren van het voormalig lom- en
mlk/onderwijs vanuit de overweging dat een groot deel van de sbo's is opgebouwd uit voor
malig lom- mlk-onderwijs zonder iobk-afdeling. Concreet zou een afwijking van de N-factor
van 15 voor deze scholen leiden tot een mogelijke aanspraak op uitbreiding zonder dat er
sprake is van een leerlingstijging. Gevolg van de keuze voor een N-factor van 15 is dat voor-
malige lom/mlk-scholen zonder iobk-afdeling een gelijkblijvende ruimtebehoefte behouden.
Voor voormalige lom/mlk-scholen met een iobk-afdeling kan de N-factor van 15 tot gevolg
hebben dat de ruimtebehoefte lager wordt. Immers, voor de voormalige iobk-afdeling werd
een N-factor van 12 gehanteerd. Uiteraard bestaat de mogelijkheid om voor deze scholen in
overleg tussen het samenwerkingsverband de sbo en de gemeente een uitzondering maken op
de N-factor van 15. Hierbij kan worden overwogen om de N-factor lager vast te stellen (bij-
voorbeeld een gemiddelde van de N-factoren van het voormalig iobk en lom/mlk) of een
overgangstermijn te introduceren.
incl. aanpassingen VNG ledenbrief nr. lbr.02/104 d.d. 16 augustus 2002
-Toelichting Bill 5 -