dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand, het geldend maken van het recht bijstand of de hoogte of de duur van de bijstand. Tweede lid In de verordening afstemming van de bijstand en langdurigheidstoeslag zijn voor allerlei gedragingen die een schending van een verplichting betekenen, een standaardafstemming vastgesteld in de vorm van een vaste (procentuele) verlaging van de bijstandsnorm. In het tweede lid is neergelegd dat de afstemming gebaseerd dient te op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden waarin de uitkeringsgerechtigde en/of zijn gezinsleden verkeert/verkeren. Deze bepaling brengt met zich mee dat bij elke afstemming zal moeten worden nagegaan of gelet op de individuele omstandigheden van de belanghebbende afwijking van de hoogte en de duur van de voorgeschreven standaardafstemming geboden is. Afwijking van de standaardafstemming kan zowel een verzwaring als een matiging betekenen. Dit betekent dat bij de beoordeling of afstemming moet plaatsvinden telkens de volgende drie stappen moet worden doorlopen: Stap 1vaststellen van de ernst van de gedraging (objectieve vaststelling); Stap 2: vaststellen van de verwijtbaarheid (mogelijkheden/onmogelijkheden van het individu alsmede eventuele persoonlijke factoren); Stap 3: vaststellen van de omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde (bijzondere sociale en/of medische factoren). Na bovengenoemde stappen te hebben doorlopen kan pas geconcludeerd worden of afstemming conform de standaardafstemming kan plaatsvinden en/of verzwaring of matiging van de standafstemming noodzakelijk is. Het spreekt voor zich dat deze stappenoverweging opgenomen wordt zowel in de rapportage als in het besluit. Artikel 3. De berekeningsgrondslag Eerste lid In dit lid is het uitgangspunt vastgelegd dat afstemming plaats vindt op van toepassing zijnde bijstandsnorm zoals wordt bedoeld in artikel 5 onder c en d van de wet. Hieronder wordt verstaan de wettelijke norm, de bepalingen in de verordening verhoging en verlagingen van de bijstand en de bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor de jongeren. Tweede lid Onderdeel a: de 18 tot 21 jarigen ontvangen een lage algemene bijstandsuitkering die kan worden aangevuld door middel van bijzondere bijstand in de kosten van levensonderhoud. Indien de afstemming alleen op de lage jongerennorm wordt toegepast, zou dit leiden tot rechtsongelijkheid ten opzichte van de groep 21-jarigen en ouder. Onderdeel b: deze bepaling maakt het mogelijk dat het college in incidentele gevallen overgaat tot afstemming op de bijzondere bijstand of de langdurigheidstoeslag. Er moet dan wel een verband bestaan tussen de gedraging van een belanghebbende en zijn recht op bijzondere bijstand of de langdurigheidstoeslag.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2004 | | pagina 26