Artikel 4. Horen van belanghebbende
Eerste lid
Voor een zorgvuldige afstemming van de bijstand of langdurigheidstoesiag, heeft de
belanghebbende het recht om zijn zienswijze op het geheel kenbaar te maken.
Dit recht vloeit rechtstreeks voort uit de Awb.
Tweede lid
In dit lid worden een aantal uitzonderingen op deze hoorplicht genoemd. De
onderdelen a en b. staan ook genoemd in artikel 4:11 van de Algemene wet
bestuursrecht.
Bij onderdeel c wordt aangegeven dat wanneer de gevraagde informatie binnen de
opgelegde hersteltermijn is ontvangen het horen achterwege kan blijven.
Bij onderdeel d spreekt het voor zich dat bij een situatie zoals wordt bedoeld in artikel
14 van deze verordening(ernstige misdraging) het horen achterwege kan blijven.
Artikel 5. Het besluit tot afstemming
In dit artikel wordt aangegeven wat in het besluit tot afstemming in jeder geval moet
worden vermeld. Deze eisen vloeien rechtstreeks voort uit de Awb en dan met name
uit het motiveringsbeginsel. Dit houdt in dat het besluit van een deugdelijke
motivering moet worden voorzien.
Artikel 6. Afzien van afstemming
Eerste lid
Onderdeel a
Het afzien van afstemming vindt plaats 'indien elke vorm van verwijtbaarheid'
ontbreekt, hetgeen is geregeld in artikel 18, tweede lid, Wwb.
Te denken hierbij valt aan situaties waarbij er sprake is van overmacht.
Onderdeel b
Een andere reden om af te zien van afstemming is dat de gedraging te lang geleden
heeft plaatsgevonden. Omwille van de effectiviteit ('lik op stuk') is het nodig dat
afstemming direct na de gedraging plaats vindt dan wel direct na te constatering. Om
deze reden wordt onder b. geregeld dat de bijstand niet kan worden afgestemd voor
gedragingen die langer dan een jaar geleden hebben plaatsgevonden. Met deze
termijn wordt aangesloten bij de termijn die staat in artikel 14e eerste lid van de
Algemene bijstandswet.
Onderdeel c
Voor gedragingen die een schending van de informatieplicht inhouden en als gevolg
waarvan ten onrechte bijstand is verleend of een te hoog bedrag aan bijstand is
verleend, geldt in deze verordening een verjaringstermijn van vijf jaar. Met deze
termijn wordt aangesloten bij de termijn die staat in artikel 14e tweede lid van de
Algemene bijstandswet.
Tweede lid
Hierin wordt geregeld dat kan worden afgezien van afstemming indien het daarvoor
dringen-de redenen aanwezig acht. Wat dringende redenen zijn, is afhankelijk van
de uitzonderlijke incidentele persoonlijke concrete situatie. Op voorhand kan dus niet
van afstemming worden afgezien.
Derde lid
Het doen van een schriftelijke mededeling dat het college afziet van afstemming
wegens dringende redenen is van belang in verband met eventuele recidive.