Overigens is in het individuele gevallen altijd mogelijk bij het afzien van afstemmming
wegens dringende reden een waarschuwing te geven. Het spreekt voor zich dat deze
waarschuwing eveneens van belang is bij eventuele recidive.
Artikel 7. Ingangsdatum en tijdvak
Eerste lid
De afstemming vindt piaats door het verlagen van de uitkering per de eerste van de
eerstvolgende maand op de dan van toepassing zijnde bijstandsnorm.
Gelet op het feit dat in principe de afstemming met terugwerkende kracht niet
mogelijk is, dient in het besluit tot afstemming geen periode aangegeven te worden.
Voldoende is uitsluitend mededeling te doen omtrent de duur van de afstemming
(een of twee maanden), welke bij ongewijzigde omstandigheden zal ingaan per de
eerste van de eerst volgende kalendermaand, waarbij wordt uitgegaan van de voor
die maand geldende bijstandsnorm.
Hiermee wordt bereikt dat wanneer de uitkering wordt beeindigd (bijv. door
werkaanvaarding of verstrek uit het dienstgebied), de mogelijkheid aanwezig blijft om
op een later tijdstip (weliswaar binnen 24 maanden) alsnog uitvoering te geven van
het genomen besluit tot afstemming. Dit kan zich voordoen wanneer in de toekomst
(binnen 24 maanden) de belanghebbende bij de dienst opnieuw een beroep doet op
een bijstandsuitkering.
Wanneer op het verzoek om in aanmerking te komen voor algemene en/of bijzondere
bijstand en/of langdurigheidstoeslag nog niet een besluit is genomen, zal de
afstemming in het toeken-nigsbesluit direct bekend worden gernaakt en direct
uitvoering aan worden gegeven per datum recht.
Tweede lid
Een afstemming wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Hiermee weet de
uitkeringsgerechtigde die met een afstemming wordt geconfronteerd waar hij aan toe
is. Het college kan na afloop van die periode waarvoor de afstemming is getroffen
opnieuw over gaan tot afstemming, indien er sprake is van volharding van het
verwijtbare gedrag. Hiervoor is dan wel weer een apart besluit nodig.
Vindt afstemming voor een langere duur dan drie maanden piaats, dan zal het
college de afstemming aan een herbeoordeling moeten onderwerpen. Dit is geregeld
in artikel 18, derde lid van de wet.
Die herbeoordeling vindt binnen een termijn van ten hoogste drie maanden piaats.
Met andere woorden eens in de drie maanden van een gehele afstemmingsperiode
dient minimaal een herbeoordeling piaats te vinden.
Bij zo'n herbeoordeling hoeft niet opnieuw een besluit te worden genomen, waarbij
alle relevante feiten en omstandigheden opnieuw tegen het licht worden gehouden.
Een marginale beoordeling volstaat: het college moet beoordelen of het redelijk is dat
de afstemming ongewijzigd kan worden gecontinueerd. Daarbij kan worden gekeken
naar de omstandigheden waarin belanghebbende (en zijn/haar gezinsleden)
verkeert/verkeren, maar bijvoorbeeld ook of de betreffende persoon nu wel aan zijn
verplichtingen voldoet. Dat belanghebbende (en zijn/haar gezinsleden) doorde
afstemming in financiele problemen geraken is sec geen reden om de afstemming te
matigen dan wel van afstemming af te zien. De financiele gevolgen van de