7 3Alle extra kosten van de dienst, die voortvloeien uit een kennelijk ontoereikende uitvoering van wet en regelgeving, als bedoeld in art. 5, in de periode voor de inwerkingtreding van de regeling. b. Indirecte kosten: Deze kosten betreffen de beheers- en apparaatskosten van de Dienst. De kosten worden op basis van de volgende verdeelsleutel toegerekend aan de gemeenten: 1Uitvoeringskosten van de WVG: De uitvoeringskosten van de WVG worden door de Dienst bepaald op basis van het aantal uren uit het jaarwerkplan. Deze kosten worden voor 30% verrekend naar rato van het inwonertal en 70% naar rato van het aantal WVG-clienten. 2. Overige uitvoeringskosten: De overige uitvoeringskosten worden voor 30% verrekend naar rato van het aantal inwoners en voor 70% naar rato van het aantal uitkeringsgerechtigden. 3. Inwonertal, WVG-clienten en uitkeringsgerechtigden worden door de dienst vastgesteld, waarbij als peildatum 1 januari van het betreffende boekjaar geldt. 4. Voor de kosten van de sociale recherche wordt verwezen naar de fmanciele regeling die is opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst sociale recherche. 3. De dienst brengt de kosten onder lid 2 genoemd bij de gemeenten in rekening. 4. Alle betalingen van het Rijk aan de gemeenten met betrekking tot kosten als bedoeld in lid 3 worden direct na ontvangst door de gemeente aan de dienst overgemaakt. 5. Na afloop van elk kalenderjaar vindt tussen de dienst en de gemeenten een defmitieve afrekening plaats. 6. De middelen die het Rijk vanuit het Fonds Werk en Inkomen verstrekt voor de deelnemende gemeenten, worden door de dienst beheerd. Dit geldt ook voor middelen uit andere fondsen en doeluitkeringen welke door het Rijk aan de gemeenten worden verstrekt, bedoeld voor de uitvoering van taken waarmee de dienst is belast. 7. Kennelijke onbillijkheden die uit de toepassing van dit artikel voortvloeien, worden ter beslissing voorgelegd aan het dagelijks bestuur. 8. Over wijzigingen met betrekking tot de wijze waarop verrekening met de gemeenten plaatsvindt, beslist het Algemeen bestuur. 1Het dagelijks bestuur biedt de rekening over het afgelopen kalenderjaar, met alle bijbehorende bescheiden jaarlijks voor 1 mei ter voorlopige vaststelling aan het algemeen bestuur aan onder gelijktijdige toezending aan de besturen van de gemeenten. De rekening dient te zijn vergezeld van en verslag van het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de jaarrekening ingesteld door de overeenkomstig art. 213 van de Gemeentewet aangewezen deskundigen en van hetgeen het dagelijks bestuur voor zijn verantwoordingstaak verder dienstig acht. 2. De raden van de gemeenten kunnen binnen twee maanden, nadat de rekening is toegezonden, daartegen bij het algemeen bestuur schriftelijk bezwaar indienen. 3. Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening en stelt haar vast uiterlijk 10 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft. 4. De rekening wordt binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten verzonden. Van de vaststelling doet het dagelijks bestuur mededeling aan de raden van de gemeenten. 5. Vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden. 6. In de rekening wordt het voor elk der gemeenten het bedrag opgenomen dat voor rekening van de desbetreffende gemeente komt onder verrekening van vergoedingen voor diensten die de gemeente aan de dienst heeft geleverd. Hoofdstuk 12: vergoedingen Reis- en verblijfskosten gemaakt als bestuurslid van de dienst, worden door de gemeente die het lid vertegenwoordigt vergoed, op basis van de reis en verblijfskosten regeling van toepassing in die gemeente. Artikel 24: Jaarrekening Artikel 25: Vergoedingen

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2004 | | pagina 62