De ouder heeft de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt, volgt scholing of een
opleiding en ontvangt algemene bijstand op grond van de WWB of kan zo'n
uitkering ontvangen
De ouder of diens partner zijn ingeschreven bij een school of instelling als
bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen
of in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet Studiefmanciering 2000
De ouder of diens partner ontvangt een WW-uitkering en maakt gebruik van een
voorziening gericht op arbeidsinschakeling
De ouder of diens partner is arbeidsgehandicapte en maakt gebruik van een
voorziening gericht op arbeidsinschakeling
Indien de uitkering wordt verkregen in een andere gemeente: naam van deze
gemeente
Bewijs van inschrijving school of opleidingsinstituut
T raj ectplan van het UWV
In het derde lid wordt bepaald dat indien de aanvrager een partner heeft, deze partner de
aanvraag mede ondertekent. Deze bepaling is volledigheidshalve in de verordening
opgenomen. De verplichting is reeds neergelegd in artikel 26, derde lid, Wet
kinderopvang.
Artikel 3 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming
De termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag van een
tegemoetkoming geldt voor alle aanvragen voor een tegemoetkoming. Deze termijn geldt
niet alleen voor nieuwe aanvragen, maar ook voor aanvragen die betrekking hebben op
een voortzetting van een tegemoetkoming en voor aanvragen voor een hogere
tegemoetkoming in verband met uitbreiding van de omvang van de kinderopvang. In de
verordening is gekozen voor een beslistermijn van ten hoogste vier weken die eventueel
met vier weken kan worden verlengd. De beslistermijn van vier weken heeft ook
gevolgen voor de datum waarbinnen aanvragen voor een voortgezette tegemoetkoming
moeten worden aangevraagd. Om er zeker van te zijn dat de tegemoetkoming na 1 januari
kan worden voortgezet, zullen ouders hun aanvraag minimaal vier weken voor 1 januari
bij de gemeente moeten indienen.
Artikel 4 Weigeringsgrond
Naast de weigeringsgrond in dit artikel kent de Awb ook een aantal gronden om de
subsidieverlening te weigeren. Ook deze weigeringsgronden zijn van toepassing. Artikel
4:35 bepaalt dat de subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden
bestaat om aan te nemen dat:
a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;
b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal
afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en
inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.
Het tweede lid van artikel 4:35 bepaalt dat de subsidieverlening voorts in ieder geval kan
worden geweigerd indien de aanvrager:
10
Verordening kinderopvang Leeuwarderadeel 2005