wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (indien de aanvraag het gehele
tegemoetkomingsjaar betreft).
De gemeente betaalt de tegemoetkoming uit aan de ouder. De ouder kan, al dan niet op
verzoek van het kindercentrum of het gastouderbureau, de gemeente machtigen om de
betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum of gastouderbureau te doen. Deze
machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de
ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of
gastouderbureau, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente
aan de ouder.
Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over
de wijze van bevoorschotting van de tegemoetkoming. Zo kan het colege bepalen dat er
alleen een voorschot wordt betaald op basis van een factuur van het kindercentrum of
gastouderbureau. Het college zou zo'n voorschrift kunnen stellen wanneer er twijfels
bestaan of een ouder daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang.
Artikel 10 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming
Op grond van artikel 4:47, onderdeel a, Awb kan het college een subsidie (dus ook een
tegemoetkoming) ambtshalve vaststellen. Ambtshalve vaststellen houdt in dat het college
op eigen initiatief de tegemoetkomingen vaststelt. De ouders hoeven geen aanvraag tot
het vaststellen van de tegemoetkoming bij de gemeente in te dienen.
De ouders zijn wel verplicht om binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de
tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van
kinderopvang over deze periode te verstrekken. Als een tegemoetkoming voor een
kalenderjaar is verleend, dient het overzicht van de kosten uiterlijk vier weken na 31
december bij het college te worden ingediend. Het overzicht van de kosten kan zowel een
apart jaaroverzicht zijn dat door het kindercentrum of gastouderbureau wordt opgesteld
of een verzameling van maandoverzichten. Het college heeft vervolgens acht weken de
tijd om de tegemoetkoming vast te stellen. In deze periode kan de gemeente een
onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de
ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de houders van een kindcentrum of
gastouderbureau op te vragen.
In het besluit tot het vaststellen van de tegemoetkoming wordt bepaald wat precies het
bedrag is waar de ouder die de tegemoetkoming heeft aangevraagd recht op heeft. De
berekeningswijze die is opgenomen in de beschikking tot verlening van de
tegemoetkoming geldt als het uitgangspunt voor het vaststellen van de tegemoetkoming.
Dit betekent dat de tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van het aantal uren
kinderopvang dat in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming is vastgelegd.
Dat is het maximum aantal uren. In de beschikking tot vaststelling van de
tegemoetkoming kan wel worden uitgegaan van een lager aantal uren, maar niet van een
hoger aantal.
Als de aanvrager de gegevens niet verstrekt, kan het college de tegemoetkoming op een
lager bedrag vaststellen. Lager vaststellen kan ook betekenen op nul vaststellen. Het
college heeft deze bevoegdheid op grond van artikel 4:46, tweede en derde lid, Awb. Op
grond van het tweede lid kan de subsidie lager worden vastgesteld indien:
a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben
plaatsgevonden;
13
Verordening kinderopvang Leeuwarderadeel 2005