Indien de beschikking tot het verlenen of het vaststellen van de tegemoetkoming is
ingetrokken of ten nadele van de ouder is gewijzigd, kan de gemeente het reeds betaalde
bedrag van de ouder terugvorderen. In artikel 38 Wet kinderopvang worden de
bepalingen in de Wet werk en bijstand (WWB) over de terugvordering van bijstand van
overeenkomstige toepassing verklaard op het terugvorderen van een tegemoetkoming. Dit
betekent bijvoorbeeld dat het bedrag dat wordt teruggevorderd kan worden verrekend met
de tegemoetkoming die aan de ouder wordt verstrekt. In het besluit tot terugvordering
moet de wijze waarop zal worden teruggevorderd worden vermeld (artikel 60, eerste lid
WWB).
De bestuurlijke boete
Naast het intrekken en terugvorderen van de tegemoetkoming kan het college in bepaalde
gevallen ook een bestuurlijke boete opleggen. De bestuurlijke boete is geregeld in
hoofdstuk 5 van de Wet kinderopvang. Een bestuurlijke boete is een bestuurlijke sanctie,
inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom, die gericht
is op bestraffmg van de overtreder (artikel 1, eerste lid, onderdeel t, Wet kinderopvang).
Het betreffende bedrag komt toe aan de gemeente (artikel 72, vierde lid Wet
kinderopvang). Het college kan een bestuurlijke boete opleggen indien een ouder zijn
inlichtingenplicht niet nakomt. Het gaat daarbij om het schenden van de volgende
verplichtingen:
het desgevraagd verstrekken aan het college van alle gegevens en inlichtingen van
hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de
tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn (artikel 28, eerste lid, Wet
kinderopvang);
het verstrekken van die inlichtingen en gegevens binnen een door het college te
stellen redelijke termijn (artikel 28, tweede lid, Wet kinderopvang);
het onmiddellijk na het bekend worden daarvan verstrekken aan het college van
inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere
tegemoetkoming (artikel 28, derde lid, Wet kinderopvang).
De hoogte van de bestuurlijke boete bedraagt maximaal 2269 (artikel 72, eerste lid,
onderdeel c, Wet kinderopvang). Bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke
boete zal het college maatwerk moeten leveren. Artikel 72, tweede lid, Wet kinderopvang
bepaalt dat de hoogte van de boete wordt afgestemd op de emst van de overtreding, de
mate waarin de overtreding de ouder verweten kan worden en de omstandigheden waarin
die persoon verkeert. Van het opleggen van een bestuurlijke boete wordt in elk geval
afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
In de Wet kinderopvang is geregeld in welke gevallen het college geen bestuurlijke boete
mag opleggen. Dit is het geval in de volgende situaties:
de overtreder is overleden;
de overtreder is wegens dezelfde gedraging reeds eerder een bestuurlijke boete of
er is hem een kennisgeving gedaan dat een bestuurlijke boete zal worden
opgelegd. In deze gevallen kan het college aangifte doen bij het Openbaar
Ministerie;
er is vij f j aren verstreken nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.
De procedure van het opleggen van een bestuurlijke boete is geregeld in de artikelen 77
tot en met 84 van de Wet kinderopvang.
16
Verordening kinderopvang Leeuwarderadeel 2005