In 2002 is een voorontwerp bestemmingsplan opgesteld, welke eerst is voorgelegd aan de Commissie van Overleg (CvO) in het kader van artikel 10 Bro. Ook de overige instanties in het kader van het >artikel 10 overleg= zijn benaderd. De belanghebbenden (de bedrijven in het gebied) zijn gedurende dit proces in kennis gesteld van het plan en de ontwikkelingen. Zij zijn in dat kader ook gehoord. De CvO heeft in december 2002 schriftelijk op het plan gereageerd. De CvO kon zich wel voorstellen dat de ligging van het gebied een apart bestemmingsplan rechtvaardigt, maar de regeling in het bestemmingsplan is wel getoetst aan het provinciaal beleid voor het buitengebied. De voorziene uitbreidingsmogelijkheden in het plan waren gelet op dit beleid voor de CvO niet acceptabel. Met deze reactie werd feitelijk een streep gezet door de doelstellingen van het bestemmingsplan om de bedrijven in het plangebied meer ruimte te bieden. In de reactie van de CvO konden wij ons dan ook niet vinden: Of het is buitengebied met een daarop toegesneden regeling of het wordt aangemerkt als een afzonderlijk, van het landelijk gebied onderscheidend gebied en komt daarmee in aanmerking voor een afwijkende regeling. Onze visie hebben wij de CvO in maart 2003 per brief kenbaar gemaakt en tegelijkertijd is een mondeling overleg met de CvO aangevraagd. In de brief en in het overleg hebben wij gemotiveerd aangegeven waarom wij van mening zijn dat een andere regeling voor dit gebied gerechtvaardigd is. De CvO heeft naar aanleiding van onze reactie haar mening bij gesteld (per brief van 5 juni 2003) en is bereid G.S. te adviseren de bedrijven meer ontwikkelingsruimte te bieden onder voorwaarde dat het plan zal worden aangevuld met een gemeentelijke visie op de landschappelijke aankleding van het gebied. De CvO vindt dat de realisering van deze visie middels de voorschriften en met harde garanties in de exploitatieopzet verzekerd dient te zijn. Vervolgens hebben wij hard gewerkt aan een landschaps- een beeldkwaliteitsplan. In het kader hiervan hebben wij de nodige overleggen gevoerd met de bedrijven Titan en De Vries, omdat bij deze bedrijven het ruimtegebrek nijpend is en deze bedrijven reeds lange tijd concrete uitbreidingsplannen hebben. Uiteindelijk is met deze bedrijven overeenstemming bereikt over hun ontwikkelingsmogelijkheden. Dit is verwerkt in het nieuwe voorontwerpbestemmingsplan. Middels privaatrechtelijke overeenkomsten met deze bedrijven zal de ontwikkelingsvisie gepresenteerd in het nieuwe voorontwerp bestemmingsplan gegarandeerd moeten worden. In november 2003 heeft er een ambtelijk overleg plaatsgevonden met de afdeling Ruimtelijke Plannen van de provincie over het landschaps- en beeldkwaliteitsplan en vervolgens heeft er op 7 januari 2004 bestuurlijk overleg plaatsgevonden met de verantwoordelijk Gedeputeerde om (in principe) overeenstemming te bereiken over het plan. Deze gesprekken waren constructief en de laatste wijzigingen zijn verwerkt in het bestemmingsplan. Het voorontwerp bestemmingsplan Bredyk, inclusief het landschaps- en beeldkwaliteitsplan is in februari 2004 door de raadscommissie vrijgegeven voor de inspraakprocedure (art. 6a WRO). Tijdens deze inspraakprocedure zijn een aantal inspraakreacties ontvangen, deze vindt u terug in de bijlagen van het onderhavige ontwerpbestemmingsplan. Vervolgens hebben wij in oktober 2004 het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd voor zienswijzen. Er is in deze periode een zienswijze ontvangen van de heer A. Oevering te

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2005 | | pagina 17