Ten eerste is het niet logisch een herziening ex artikel 30 vast te stellen, wanneer er met
betrekking tot het bestemmingsplan beroep is aangetekend bij de Afdeling
Bestuursrechtspraak Raad van State. De uitspraak van de Afdeling kan immers tot gevolg
hebben dat een herziening niet meer noodzakelijk is, dan wel aangepast moet worden. De
uitspraak van de Afdeling kan soms lang op zich laten wachten, waardoor een
termijnoverschrijdingplaatsvindt. In onderhavig geval heeft de Afdeling zo'n driekwart jaar
na het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten uitspraak gedaan. Er restte de gemeente
derhalve nog ongeveer drie maanden voor de planherziening, hetgeen gelet op de in de Wet
op de Ruimtelijke Ordening gestelde eisen en termijnen, bij lange na niet voldoende is. De
opmerking van reclamanten dat de procedure bij de Raad van State aan de
termijnoverschrijding niets af doet, lijkt dan ook niet juist.
Ten tweede hebben ook de pogingen om tot een oplossing te komen voor de situatie rond de
paardenhouderij een vertragende werking gehad. Gedurende een jaar zijn er diverse
overlegronden geweest tussen reclamanten en de gemeente. In totaal zijn door de gemeente
drie grondig uitgewerkte voorstellen gedaan. Vanwege de onzekere uitkomsten van dit
overleg leek het de gemeente niet wenselijk en niet gepast alvast een herziening van het
bestemmingsplan op te stellen.
b. Geen resultaat vooroverleg d.d. 8-10-2004 met ondergetekenden
Er is overleg gepleegd met reclamanten over het planonderdeel Holdingawei 61/
paardenhouderij. Daarbij hebben reclamanten een uitgebreide en gedetailleerde schets
overlegd, welke betrekking heeft op de gewenste inrichting van het erf. In het
voorliggende plan is daarvan niets terug te vinden. Tevens heeft de gemeente niet
gemotiveerd waarom zij daar niets mee heeft gedaan. De gemeente is op dit punt
onzorgvuldig te werk gegaan.
Reactie
Naar aanleiding van de inspraakreactie van reclamanten op het voorontwerp-
bestemmingsplan heeft de gemeente voorgesteld met reclamanten een gesprek te voeren over
de gewenste inrichting van de paardenhouderij. Dit gesprek heeft op 8 oktober 2004
plaatsgevonden op het Provinciehuis te Leeuwarden onder voorzitterschap van de heer S.
Douma van de provincie Fryslan. Voorafgaand aan dit gesprek is aan reclamanten een
voorstel gezonden voor de inrichting van het bedrijf en de locatie van 8 nieuwe woningen. In
dat voorstel d.d. 15 September 2004 zijn de uitspraken over het moederplan Finkum van
Gedeputeerde Staten, de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State en hetgeen door de
Commissie van Overleg ten aanzien van het voorontwerp-bestemmingsplan Finkum artikel 30
herziening is opgemerkt, verwerkt.
Ook door reclamanten is een voorstel gedaan. Reclamanten hebben aangegeven dat de in het
voorontwerp-bestemmingsplan gegeven bebouwingmogelijkheden ongewenst zijn. De in het
plan voorgestelde uitbreidingsmogelijkheid zou een ongewenst beeld opleveren, gelet op de
huidige situatie van het mooie "boerespultsje". Tevens is realisatie lastig vanwege het
hoogteverschil ter plaatse en ook vanuit de bedrijfstechnische situatie heeft realisatie op de in
het plan gegeven locatie weinig zin.
Reclamanten gaven in hun voorstel aan het liefst te willen bouwen aan de westzijde van de
bestaande schuur. Dit is in principe de enige nieuwe bebouwing, het overige betreft een
mestplaat van 10 bij 15 meter, eveneens aan de westzijde van de bestaande schuur, twee