omheiningen voor het longeren van paarden en een parkeerterrein aan de noordzijde van het
perceel.
In het gesprek is geen overeenstemming bereikt tussen de gemeente en reclamanten. Net zoals
door de heer Douma aan het einde van het gesprek is geconstateerd, is ook de gemeente van
mening dat uit de uitspraken van Gedeputeerde Staten en de Afdeling blijkt dat beide functies
naast elkaar kunnen bestaan. Naar aanleiding van bovenstaand gesprek heeft de gemeente
daarom ten aanzien van de situering van beide bestemmingen nogmaals gekeken naar wat er
mogelijk is. Dit heeft geleid tot de situering van de bouwvlakken voor de paardenhouderij en
de nieuwe woningbouw zoals die nu op deplankaart is aangegeven.
Zoals bij de verdere opmerkingen van reclamanten zal blijken, biedt de bestemming en het
bouwvlak voldoende ruimte voor alle essentiele bedrijfsonderdelen. Bovendien zal de
bedrijfsontwikkeling in westelijke richtingplaats vinden, waarbij er tevens voldoende afstand
is gehanteerd tussen de paardenhouderij en de woningbouwlocatie.
De bovenstaande uitgangspunten zijn opgenomen in paragraaf 2.1.6, 2.2.3 als ook hoofdstuk
3 van het ontwerp-bestemmingsplan. Dat deze uitgangspunten niet de volledige instemming
van reclamanten genieten, doet daar niet aan af. Van onzorgvuldigheid of een onvoldoende
motivering van de kant van de gemeente is dan ook geen sprake.
c. Overleg inzake alternatieve invulling woningbouwplan Finkum
De gemeente heeft in 2003 uitvoerig met reclamanten overlegd over alternatieve
woningbouwlocaties. De reden hiervoor was dat de gemeente heeft onderkend dat de
voorgestelde situering van de nieuwbouw ten opzichte van de paardenhouderij vanuit
milieuhygienisch oogpunt als ongewenst werd beschouwd. Dit blijkt onder meer uit het
gespreksverslag van 2 juli 2003. Desondanks legt de gemeente het nu voorliggende plan
ter visie. Er is derhalve sprake van inconsistent beleid en onbehoorlijk bestuur.
Reactie
De gemeente heeft vanafhet opstellen van het voorontwerp-bestemmingsplan Finkum (op 22
februari 2001 vastgesteld) geopteerd voor woningbouw haaks op de Holdingawei. Deze
locatie is gekozen om een aantal redenen, die zijn vermeld in paragraaf 5.2
(Nieuwbouwlocatie woningen) van de toelichting van het bestemmingsplan Finkum. Deze
motieven zijn, zij het met een aantal nuanceringen, door Gedeputeerde Staten in hun
goedkeuringsbesluit onderschreven. Deze nuanceringen gaven GS geen aanleiding een ander
standpunt in te nemen dan dat van de gemeente. De Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van
State heeft gesteld dat het bestaan van alternatieve locaties op zichzelf geen grond kan
vormen voor het onthouden van goedkeuring aan een bestemmingsplan. Ook is de Afdeling
van oordeel geweest dat GS niet aannemelijk hebben behoeven te achten dat de
paardenhouderij onevenredig in haar mogelijkheden wordt belemmerd.
In diverse gesprekken die met reclamanten zijn gevoerd, is nogmaals gesteld dat de
woningbouwlocatie wat betreft de gemeente niet ter discussie staat. In verband met de
milieusituatie is in het gesprek van 2 juli 2003 door de gemeente aangegeven dat onderkend
moet worden dat er geen sprake is van een ideale situatie, aangezien belanghebbenden in hun
mogelijkheden tot bedrijfsvoering beperkt worden en toekomstige bewoners hoe dan ook in
enige mate hinder kunnen ondervinden. Om deze redenen zijn diverse alternatieven
onderzocht, welke echter steeds door belanghebbenden zijn afgewezen. De gemeente heeft
daarop besloten om niet verder te onderhandelen (zie brief 24 januari 2004), maar een