herziening ex artikel 30 WRO op te stellen waarbij rekening wordt gehouden met de uitspraken van Gedeputeerde Staten, de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State en hetgeen door de Commissie van Overleg ten aanzien van het voorontwerp-bestemmingsplan ex artikel 30 WRO is opgemerkt. Naar aanleiding van de inspraakreactie heeft op 8 oktober 2004 een gesprek met reclamanten plaatsgevonden op het Provinciehuis te Leeuwarden onder voorzitterschap van de heer S. Douma van de provincie Fryslan. Ook in dit gesprek is nogmaals aangegeven dat de woningbouwlocatie wat betreft de gemeente en, blijkens de opmerkingen van de heer Douma, ook voor de provincie geen punt van discussie is. Van inconsistent beleid en onbehoorlijk bestuur is dan ook geen sprake. d. Onredelijke belangenafweging/belangenverstrengeling Reclamanten stellen dat in het voorontwerp bestemmingsplan de ontwikkeling van de paardenhouderij emstig beperkt wordt en ontwikkeling van de woningbouw volledig gerealiseerd. Er is sprake van rechtsongelijkheid jegens reclamanten en van een onzorgvuldige en vooringenomen belangenafweging, aangezien de gemeente tevens grondeigenaar van de voorgenomen nieuwbouwlocaties is. Reactie De gemeente heeft de afgelopen jaren diverse pogingen ondernomen om tot een oplossing te komen die zowel woningbouw binnen Finkum mogelijk maakt, als ruimte laat voor eventuele ontwikkeling van de paardenhouderij. In totaal zijn van de kant van de gemeente drie grondig uitgewerkte voorstellen aan de reclamanten gedaan, welke echter alle zijn afgewezen. In een van de voorstellen is door de gemeente zelfs voorgesteld om geheel af te zien van het oorspronkelijke plan. Dit was mogelijk door de plotseling ontstane situatie waarbij elders in het dorp woningbouw kon plaatsvinden. Deze woningbouw zou dan in plaats van de woningbouw op de oorspronkelijke locatie komen. Hierbij was echter wel een bescheiden deel van het perceel van reclamanten nodig. Hiertegen bestond bij hen geen bezwaar, mits aan hun andere eisen werd tegemoet gekomen. De gemeente heeft reclamanten daarop de oude woningbouwlocatie aangeboden, alsmede het langdurig verpachten van een naburig perceel, zodat men voldoende ruimte zou hebben om de paarden te houden. Ook zou reclamanten in het bestemmingsplan voldoende bebouwingsmogelijkheden zijn gegeven. Reclamanten hebben dit voorstel afgewezen, omdat pacht voor hen geen alternatief was voor verwerving in eigendom. Hierop heeft de gemeente besloten om niet verder te onderhandelen (zie brief 24januari 2004), maar een herziening ex artikel 30 WRO op te stellen waarbij rekening wordt gehouden met de uitspraken over het moederplan Finkum van Gedeputeerde Staten, de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State en hetgeen door de Commissie van Overleg ten aanzien van het voorontwerp-bestemmingsplan ex artikel 30 WRO is opgemerkt. Naar aanleiding van de inspraakreactie op het onderhavig voorontwerp-bestemmingsplan heeft op 8 oktober 2004 een gesprek plaatsgevonden op het Provinciehuis te Leeuwarden onder voorzitterschap van de heer S. Douma van de provincie Fryslan. Voorafgaand aan dit gesprek is aan reclamanten een nieuw voorstel gezonden voor de inrichting van het bedrijf en de locatie van 8 nieuwe woningen. In dat voorstel d.d. 15 September 2004 zijn wederom de uitspraken over het moederplan Finkum van Gedeputeerde Staten, de Afdeling

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2005 | | pagina 123