Bestuursrechtspraak Raad van State en hetgeen door de Commissie van Overleg ten aanzien van het voorontwerp-bestemmingsplan ex artikel 30 WRO is opgemerkt, verwerkt. Gelet op bovenstaande is van rechtsongelijkheid of een onzorgvuldige en vooringenomen belangenafweging dan ookgeen sprake. Dat de gemeente eigenaar is van de gronden waarop de woningbouw is gepland, doet daar niet aan af. e. Gebruikte literatuur Reclamanten wijzen er op dat de gemeente veelvuldig gebruik maakt van verwijzingen naar het Handboek Huisvesting Paarden uit 1998. Inmiddels wordt als standaardwerk gezien de "Paardenhouderij en Ruimtelijke Ordening", opgesteld door de Sectorraad Paarden. Dit document is gepubliceerd op 27 September 2004 en uitgegeven door de Productschappen voor Vee, Vlees en Eieren te Zoetermeer. Reactie De door reclamanten opgegeven publicatie is door ons uitgebreid bestudeerd. De hierin opgenomen maatvoeringen wijken slechts op ondergeschikte onderdelen af van de maatvoeringen zoals die zijn opgenomen in het Handboek Huisvesting Paarden uit 1998. Het nieuwe standaardwerk vormt voor ons dan ook geen reden het juridische deel van het bestemmingsplan aan te passen. f. Eerder ingediende zienswijze Reclamanten geven aan dat de reeds ingediende zienswijze (gedateerd op 18 juni 2004) op de concept Artikel 30 herziening integraal deel uitmaakt van de nu ingediende zienswijze. Reactie Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. De verschillende onderdelen van de eerder ingediende zienswijze zijn door reclamanten op diverse punten aangevuld en worden in het navolgende behandeld. Paardenhouderij g. Doelemdenomschrijving In het voorliggende plan wordt herhaaldelijk opgemerkt dat er sprake is van nevenbedrijf dan wel een kleinschalig bedrijf. Dit onderscheid is voor de verdere invulling van het plan niet relevant. De toevoeging nevenbedrijf heeft uitsluitend betrekking op de omvang van de verdiencapaciteit met de paardenhouderij (immers een volwaardig arbeidsinkomen is op deze schaal vrijwel niet mogelijk), Gelet op de oppervlakte, en het ruimtebeslag en de ruimtelijke impact, moet worden geconstateerd dat er weliswaar sprake is van een combinatie met wonen, echter dat er geen sprake is van een ondergeschikt belang van de paardenhouderij. De doelemdenomschrijving is te beperkt. Conform hetgeen is vergund in de milieuvergunning dient er volgens reclamanten sprake te zijn van een bestemming paardenhouderij, met de functies fokstal, paardenpension, handels- en africhtingsstal. Reactie In de bedenkingen die reclamanten in 2001 tegen het bestemmingsplan Finkum bij Gedeputeerde Staten hebben ingediend, wordt door belanghebbenden zelf gesteld dat het "niet gaat om de vestiging van een nieuwe volwaardige paardenhouderij, maar eerder in de vorm van een nevenberoep. Vergelijking met een agrarisch bedrijf is onjuist". Gedeputeerde

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2005 | | pagina 124