Naar aanleiding van het gesprek van 8 oktober 2004 is in de voorschriften gesteld dat
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van hekwerken/terreinafscheidingen en
lichtmasten binnen het bouwvlak moeten worden gesitueerd. Deze keuze is gemaakt om te
voorkomen dat de bebouwing te verspreid op het perceel van reclamanten zou komen te
liggen, hetgeen vanuit landschappelijk oogpunt door ons ongewenst wordt geacht.
Vervolgens moet worden opgemerkt dat de meeste van de door reclamanten genoemde
voorzieningen nu reeds buiten het bouwvlak kunnen worden gebouwd dan wel aangelegd,
omdat er of geen sprake zal zijn van een bouwwerk, of omdat er sprake is van een voorziening
die op grond van de voorschriften buiten het bouwvlak mag worden gebouwd. Hierbij kan
onder meer gedacht worden aan de ontsluitingsweg, de parkeergelegenheid of de buitenbak.
Daarnaast is voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak
een vrijstelling opgenomen. Deze vrijstelling kan worden verleend mits er sprake is van een
goede landschappelijke inpassing van het bouwwerk, geen gebouw zijnde. Indien er geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden, het bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid, zullen Burgemeester en Wethouders
deze vrijstelling verlenen. Mede gelet op het vergrote bouwvlak zijn wij van mening dat er van
een zoethoudertje dan ook geen sprake is.
Zoals eerder aangegeven wordt voorgesteld het bouwvlak met een aanzienlijke oppervlakte te
vergroten, in die richting die door reclamanten is aangegeven. Wij achten het vanuit
stedenbouwkundig oogpunt echter niet wenselijk de noordelijke bouwgrens verder op dan tot
de zijgevel van het woonhuis. Daarnaast is een verdere verschuiving van de bouwgrens tot
aan de noordelijke grens van de bestemming niet noodzakelijk, omdat een groot aantal van de
door reclamanten genoemde voorzieningen buiten het bouwvlak kunnen worden gerealiseerd.
n. Situering buitenaccommodatie/mestopslag en ontsluiting
De genoemde bedrijfsonderdelen, met uitzondering van de buitenmanege, zijn niet op
de plankaart meegenomen. De enige logische locatie om deze accommodatie te situeren
is op de aanwezige ruimte ten westen van de bestaande paardenstallen. Overigens is de
op de plankaart aangegeven bestemming "paardenbak" zodanig ingetekend dat net niet
de bruto maat van 21,2 m x 61,2 m 20 x 60 netto) aangelegd kan worden. Dit is
echter wel voor de hogere dressuurklassen de gewenste trainingsmaat.
Teneinde voldoende ruimte voor training en uitloop van de paarden te hebben zal er nog
ruimte gecreeerd moeten worden voor minimaal 2 longeercirkels paddocks met een
minimale gezamenlijke maatvoering van 2 maal 20 m x 20 m netto. Gelet op de afstand
tussen de bouwgrens van de nieuwbouwwoningen en de bestaande buitenmanege zal de
meest geeigende locatie zijn de vrije ruimte tussen de (verlengde) westelijke bouwgrens
van de paardenhouderij en de sloot aan de westzijde van de kavel van reclamanten.
De ontsluiting zal via de noord- en westzijde van het perceel moeten plaatsvinden (is
reeds aanwezig). Op het erf dient een forse oppervlakte verhard te worden, teneinde
transportbewegingen te vergemakkelijken.
Reactie
Ten aanzien van de buitenmanege is reeds aangegeven dat naar aanleiding van de door
reclamanten ingediende zienswijze alsmede hetgeen door hen voor de hoorcommissie
Ruimtelijke Plannen naar voren is gebracht, wordt voorgesteld de aanduiding "paardenbak"
in oostelijke richting uit te breiden tot aan de oostelijke bestemmingsgrens (tevens plangrens).
Op deze manier kan worden voldaan aan de wens van reclamanten te beschikken over een
16