paardenbak die voldoet aan de wedstrijdmaten en aan voor de hogere dressuurklassen gewenste trainingsmaat. De longeercirkels/paddocks zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Deze bouwwerken zijn gevormd uit hekwerken en mogen derhalve buiten het bouwvlak worden gebouwd. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat deze binnen het bouwvlak moeten worden gebouwd. Voor deze bouwwerken is een echter een vrijstelling opgenomen die het mogelijk maakt na vrijstelling buiten het bouwvlak te bouwen. Deze vrijstelling kan worden verleend mits er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van het bouwwerk, geen gebouw zijnde. Indien er geen onevenredige aantastingplaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid, zullen Burgemeester en Wethouders deze vrijstelling verlenen. o. Bebouwingsbepaling Voor bijgebouwen wordt een maximale nokhoogte gesteld van 5 meter. Teneinde enig volume te krijgen voor inpandige hooi- en/of stro-opslag is dit veel te laag, en zal de maatvoering voor bijgebouwen gelijk moeten zijn aan die van hoofdgebouwen. Dit is verdedigbaar daar het hoofdgebouw op een terp van ca 1,5 meter hoogte staat. Dus bij gelijke goot- en nokhoogtes zal het bijgebouw altijd 1,5 meter onder het hoofdgebouw zitten. Reactie In artikel 1 onder I van de voorschriften bij het bestemmingsplan Finkum is bepaald dat een bijgebouwen een gebouw is dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. Een dergelijke eis is daarnaast neergelegd in artikel 4a, lid 2 (Beschrijving in hoofdlijnen) van bestemmingsplan Finkum artikel 30 herziening, waar vermeld wordt dat voor bijgebouwen en aan- en uitbouwen geldt dat deze wat betreft situering en afmetingen ondergeschikt dienen te zijn aan het hoofdgebouw. Door een bouwhoogte toe te staan die gelijk is aan de bouwhoogte van het hoofdgebouw is er geen sprake meer van bouwkundige ondergeschiktheid. Dat de gronden waarop de bijgebouwen worden gebouwd lager liggen dan die waarop het hoofdgebouw staat, doet daar niet aan af, te meer reclamanten niets in de weg staat het terrein op te hogen. Aangezien de woonfunctie voorop staat in de bestemming is gekozen voor een bouwhoogte die dezelfde is als de bouwhoogte van bijgebouwen die binnen de bestemming "Dorpsgebied" is toegestaan, namelijk 5 meter. Derhalve is een goothoogte van 8 meter of meer van bijgebouwen uitgesloten. p. Nadere eisen bouwwerken, geen gebouwen zijnde lichtmasten In de milieuvergunning is over de verlichting van de buitenmanege reeds een voorschrift gewijd, teneinde lichthinder zoveel mogelijk te voorkomen. Lichtmasten dienen niet onder de werking van dit voorschrift te vallen, dan wel de maximale hoogte van lichtmasten dient verhoogd te worden naar 8 meter. Het voorkomen van lichthinder is reeds in de milieuvergunning geregeld. Overigens kan worden gesteld dat bij hogere lichtmasten de lichtbundel meer naar beneden gericht kan worden, en er dus sprake zal zijn van minder lichthinder. Reactie Ten aanzien van de situering van lichtmasten kan de gemeente nadere eisen stellen, maar is hiertoe niet verplicht als daarvoor de noodzaak ontbreekt. Indien de gemeente nadere eisen stelt, zullen deze op grond van de toetsingscriteria zoals die in het bestemmingsplan staan,

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2005 | | pagina 131