dienen te worden gemotiveerd. Andere motieven dan die welke in de voorschriften van het
bestemmingsplan zijn opgenomen, kunnen door de gemeente niet worden gehanteerd. Wij
kunnen ons overigens vinden in het verhogen van de bouwhoogte van lichtmasten naar 8
meter. Voorgesteld wordt de voorschriften overeenkomstig aan te passen.
Nieuwbouw
q. Locatie
Ondergetekenden hebben reeds eerder uitgebreid gemotiveerd dat zij de mening zijn
toegedaan dat nieuwbouw van woningen parallel aan de Holdingawei
(inbreidingslocatie) om planologische en milieutechnische redenen de voorkeur verdient
boven de huidige voorgestelde locatie.
Reactie
De gemeente heeft vanafhet opstellen van het voorontwerp-bestemmingsplan Finkum (op 22
februari 2001 vastgesteld) geopteerd voor woningbouw haaks op de Holdingawei. Deze
locatie is gekozen om een aantal redenen, die zijn vermeld in paragraaf 5.2
(Nieuwbouwlocatie woningen) van de toelichting van het bestemmingsplan Finkum. Deze
motieven zijn, zij het met een aantal nuanceringen, door Gedeputeerde Staten in hun
goedkeuringsbesluit onderschreven. Deze nuanceringen gaven GS geen aanleiding een ander
standpunt in te nemen dan dat van de gemeente. De Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van
State heeft gesteld dat het bestaan van alternatieve locaties op zichzelf geen grond kan
vormen voor het onthouden van goedkeuring aan een bestemmingsplan. Ook is de Afdeling
van oordeel geweest dat GS niet aannemelijk hebben behoeven te achten dat de
paardenhouderij onevenredig in haar mogelijkheden wordt belemmerd.
In diverse gesprekken die met reclamanten zijn gevoerd, is nogmaals gesteld dat de
woningbouwlocatie wat betreft de gemeente niet ter discussie staat. In verband met de
milieusituatie is in het gesprek van 2 juli 2003 door de gemeente aangegeven dat onderkend
moet worden dat er geen sprake is van een ideale situatie, aangezien belanghebbenden in hun
mogelijkheden tot bedrijfsvoering beperkt worden en toekomstige bewoners hoe dan ook in
enige mate hinder kunnen ondervinden. Om deze redenen zijn diverse alternatieven
onderzocht, welke echter steeds door belanghebbenden zijn afgewezen. De gemeente heeft
daarop besloten om niet verder te onderhandelen (zie brief 24 januari 2004), maar een
herziening ex artikel 30 WRO op te stellen waarbij rekening wordt gehouden met de
uitspraken van Gedeputeerde Staten, de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State en
hetgeen door de Commissie van Overleg ten aanzien van het voorontwerp-bestemmingsplan
ex artikel 30 WRO is opgemerkt.
Naar aanleiding van de inspraakreactie op het onderhavig voorontwerp-bestemmingsplan
heeft de gemeente voorgesteld met reclamanten een gesprek te voeren over de gewenste
inrichting van de paardenhouderij. Dit gesprek heeft op 8 oktober 2004 plaatsgevonden op
het Provinciehuis te Leeuwarden onder voorzitterschap van de heer S. Douma van de
provincie Fryslan. Ook in dit gesprek is nogmaals aangegeven dat de woningbouwlocatie wat
betreft de gemeente, en blijkens de opmerkingen van de heer Douma ook voor de provincie
geen punt van discussie is.
r. Woningbouw en scheiding woonfunctie met paardenhouderij
De gemeente heeft een poging gedaan te komen tot een betere scheiding tussen beide
functies door de ontsluitingsweg aan te leggen tussen de beide functies. Er wordt echter
gegoocheld met cijfers. De gemeente stelt dat er sprake dient te zijn van minimaal 50