aangesloten bij hetgeen door de Commissie van Overleg in het overleg ex artikel 10 Bro 1985
is opgemerkt. Van gegoochel met cijfers is dan ook geen sprake.
s. Minimale afstanden Richtlijn Bedrijven en Milieuzonering
Op basis van deze richtlijn is er sprake van een categorie 3 inrichting. Daarbij wordt een
minimale afstand gehanteerd van 100 meter tot de bestemming paardenhouderij.
Daardoor is woningbouw op het zuidelijke gedeelte van de nieuwbouwlocatie
planologisch onmogelijk.
Reactie
Ten eerste moet worden opgemerkt dat een paardenhouderij niet wordt genoemd in de VNG-
brochure Bedrijven en Milieuzonering. De enige enigszins vergelijkbare inrichtingen die
worden genoemd, zijn een paardenfokkerij en een manege. Beide zijn categorie 3 bedrijven,
maar met een grootste afstand van 50 m. Het is ons dan ook niet duidelijk waarop
reclamanten baseren dat er een minimale afstand van 100 meter zou moeten bestaan tussen
de paardenhouderij en de nieuwbouw. Zoals al eerder is aangegeven zijn deze afstanden
gebaseerd op de milieuhinder van bedrijven met een gemiddelde bedrijfsgrootte. Van deze
afstanden kan, zoals aangegeven, gemotiveerd worden afgeweken.
t. Minimale afstanden omgekeerde werking richtlijn Veehouderij en Hinderwet
Op de bij de milieuvergunning behorende kaart is de nieuwe paardenstal vergund op een
locatie ten westen van de bestaande bebouwing. De omgeving kan worden gekenmerkt
als een categorie 1 omgeving, waarbij een afstand van minimaal 100 meter tussen
won in gen van derden en bestaande inrichtingen in acht dient te worden genomen.
Reactie
Wij zijn van mening dat uit de uitspraken van Gedeputeerde Staten, de Afdeling
Bestuursrechtspraak van de Raad van State en hetgeen de Commissie van Overleg is
opgemerkt, valt af te leiden dat de richtlijn Stankhinder en Veehouderij op onderhavige
situatie niet van toepassing is, omdat hier geen sprake is van een bedrijf maar van een
woning met nevenbedrijf paardenhouderij. In haar reactie op het beroep inzake het
bestemmingsplan Finkum heeft de Raad van State bijvoorbeeld de mogelijkheid voor het
realiseren van 8 woningen naast de locatie van Attema en De Boer niet afgewezen. Dit
betekent dat de Raad van State de bouw van 8 woningen op deze locatie mogelijk acht.
Ongetwijfeld was de Raad van State tot een ander oordeel gekomen indien zij de richtlijn
Stankhinder en Veehouderij van toepassing had geacht.
u. Fasering nieuwbouw
Bij het goedkeuringsbesluit van GS (28 September 2001) is aangegeven dat er sprake
moet zijn van een harde fasering. De argumenten zoals deze golden, gelden nog steeds.
Volgens het voorliggende plan bestaat nu de mogelijkheid om in een keer 8 woningen te
bouwen. Dit doet geen recht aan de destijds gestelde faseringseis. Een fasering van 8
woningen over een planperiode van 10 jaar zal nodig zijn.
Reactie
In artikel I van het voorontwerp-bestemmingsplan was aan artikel 4 lid 3 van het moederplan
de volgende bepaling toegevoegd: "voor 1 januari 2005 mogen in het gebied aangeduid met
"nieuwbouw" ten hoogste 4 woningen worden gebouwd" (lid 3, sub a onder 9). In haar
overlegreactie d.d. 20 augustus 2004 heeft de Commissie van Overleg (CvO) geconstateerd