De UOV dient van rechtswege te worden gevolgd als dit bij wettelijk voorschrifit is geregeld
of als een bestuursorgaan besluit om de UOV toe te passen op een individueel
besluitvormingsproces (ad hoc).
Voor de ruimtelijke ordening betekent geldt dat alle vrijstellingsprocedures, m.u.v. de
binnenplanse vrijstellingen, met de UOV voorbereid dienen te worden. Dit betekent een
andere werkwijze, omdat de nieuwe procedure nogal wat nieuwe elementen bevat die niet
voorkwamen in de oude procedure van afdeling 3:4 Awb. Daamaast brengt de UOV
aanzienlijke wijzingen met zich mee ten aanzien van de bestemmingsplannenprocedure.
Zonder volledig te zijn brengt de UOV de volgende veranderingen met zich mee. De
verplichte inspraakprocedure bij bestemmingsplannen en de zelfstandige projectprocedure
(artikel 19 lid 1 WRO) komt te vervallen; de termijn voor de le en 2e tervisieleggingen wordt
verlengd van vier weken naar zes weken; zienswijzen kunnen voortaan zowel schrifltelijk als
mondeling worden ingediend; de verplichting om indieners van zienswijzen te horen komt te
vervallen en er is een beslistermijn voor verzoeken op aanvraag gei'ntroduceerd van zes
maanden.
Omdat de nieuwe procedure voor de cluster VROM behoorlijke gevolgen heeft voor de
werkwijze met betrekking tot verzoeken, zijn de nodige stappen reeds ondemomen om deze
procedurewijziging te implementeren. Er manifesteert zich echter een probleem ten aanzien
van de zelfstandige projectprocedure van artikel 19 lid 1 WRO. Op grond van de nieuwe
regeling van afdeling 3:4 Awb moet het bestuursorgaan binnen 6 maanden een besluit nemen
op een verzoek om een besluit dat met de UOV dient te worden voorbereid.
De bevoegdheid voor het verlenen van een artikel 19 lid 1 WRO vrijstelling is voorbehouden
aan uw Raad. Ter flexibilisering en ten behoeve van een hogere efficientie is door de
wetgever de mogelijkheid gecreeerd om deze bevoegdheid aan het college te delegeren. In
2001 is van deze mogelijkheid ten dele gebruik gemaakt en is de bevoegdheid om artikel 19
lid 1 WRO vrijstellingen te verlenen gedelegeerd naar ons college, daar waar het gaat om de
ontvankelijkheidstoetsing, het indienen van een verzoek om een verklaring van geen bezwaar
en het verlenen van de vrijstelling na een verkregen verklaring van geen bezwaar van G.S.
Wij stellen u thans voor om al uw bevoegdheden tot het volgen van een vrijstellingsprocedure
op grond van artikel 19 lid 1 WRO aan ons college te delegeren. Hiervoor hebben wij de
volgende redenen:
1. Directe aanleiding voor het voorstel om de bevoegdheden ten aanzien van artikel 19 lid 1
WRO vrijstellingen te delegeren aan ons college vormt de invoering van de UOV. In de UOV
is namelijk een beslistermijn opgenomen van zes maanden voor verzoeken op aanvraag. Dit is
een harde termijn. Indien binnen deze termijn geen besluit wordt genomen dan kan dat
aanleiding vormen voor een schadeclaim richting de gemeente.
In artikel 19a WRO staat de procedure beschreven voor het verlenen van artikel 19 lid 1
WRO vrijstellingen. Op grond van deze procedure dient uw raad geraadpleegd te worden in
het kader van deze vrijstellingsprocedure. Uw Raad dient namelijk te besluiten of zij al dan
niet de procedure op wil starten. Gelet op de aanlevertijd voor stukken aan uw Raad en de
gebruikelijke behandeling in de raadscommissie betekent dit dat de termijn van zes maanden
vaak in de knel komt. Binnen de termijn van zes maanden moet namelijk ook nog het