nieuwe subsidiesystematiek gepresenteerd en de financiele gevolgen daarvan voor het
eerst toegelicht. Tevens hebben de portefeuillehouders van de G4 gemeenten ter plekke
aangekondigd met de uitwerking van de voorgestelde nieuwe fmancieringssystematiek grote
moeite te hebben en dat deze bestuurlijk niet kan worden geaccepteerd.
Nadien is er ruim een half jaar overleg geweest tussen de G4 en de overige gemeenten
waarvan de SMWF op de hoogte en soms bij betrokken was. Zoals bekend kon er geen
overeenstemming worden bereikt, waama de G4 zich gedwongen zagen, ieder voor zich de
subsidierelatie met de SMWF te heroverwegen. Aan de eis dat voor dezelfde diensten fors
meer betaald zou moeten worden dan in de voorgaande jaren, wenste de G4 niet tegemoet te
komen.
Nadat rechtstreeks overleg tussen de G4 en de SMWF over een mogelijke andere voortzetting
van de nieuwe subsidierelatie met de 19 gemeenten ook niets opleverde (de G4 dienden ook
volgens de SMWF te kiezen voor de nieuwe subsidiesystematiek en dus voor het fors hogere
subsidiebedrag of voor een andere aanbieder) is uiteindelijk gekozen voor het zoeken van een
andere aanbieder.
Tegen het defmitieve raadsbesluit inzake de subsidiebeeindiging met ingang 1 januari 2004
(dd. 18 September 2003, verzonden op 2 oktober 2003) is door de SMWF bezwaar
aangetekend.
De speciaal hiervoor ingestelde gezamenlijke commissie van advies voor bezwaarschriften
van de G4 was van mening dat artikel 4:51 Awb van toepassing was. Dit artikel stelt dat
indien aan een subsidieontvanger voor meer dan drie achtereenvolgende jaren subsidie is
verstrekt, gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een volgend tijdvak slechts
geschiedt met inachtneming van een redelijke termijn.
De bezwaarschriftencommissie stelde zich verder op het standpunt dat het niet aan de
commissie was om aan te geven wat precies een redelijke termijn was maar wilde op basis
van de vigerende jurisprudentie wel tot een handreiking komen en kwam, alles afwegend, tot
een afbouwtermijn van een jaar, gerekend vanaf de datum bekendmaking van het bestreden
besluit (2 oktober 2003). In geld uitgedrukt betekende dit dat de gemeente na 1 januari 2004
nog 9 maanden subsidie zou geven op basis van de afrekening van 2003.
De G4 colleges en gemeenteraden hebben dit advies niet gevolgd. Tegen de uitgegane
beschikking van de gemeenten afzonderlijk heeft de SMWF vervolgens bij de Rechtbank te
Leeuwarden beroep aangetekend. Dit beroep van de SMWF is na een gezamenlijke
hoorzitting gehonoreerd bij uitspraak van 22 juni 2005, waarin werd geoordeeld dat de
SMWF wel onder de bescherming van dit artikel (4:51 Awb) viel, omdat er sprake was van
een langdurige relatie tussen partijen en dat er een redelijke termijn voor afbouw van de
subsidie in acht moet worden genomen. Thans moet de raad een nieuw besluit nemen op het
primaire bezwaarschrift.
Herzien besluit.
Nu de Rechtbank zich op het standpunt heeft gesteld dat de gemeente bij de beeindiging van
de subsidie aan de SMWF geen redelijke termijn in acht heeft genomen, zal bij het thans te
nemen nieuwe besluit dat aspect moeten worden betrokken.
Naar onze opvatting kunnen wij de lijn die wat betreft het begrip 'redelijke termijndoor de
onafhankelijke bezwaarschriftencommissie uiteen is gezet in het advies (zie biz. 5,6 en 11,
tekst wordt hier als ingelast beschouwd) volgen met dien verstande, dat de factoren die
reclamant kunnen worden tegengeworpen en die worden genoemd op biz. 11 van het advies,
nog worden aangevuld met de volgende feiten:
De commissie heeft in het advies gesteld dat de claim inzake wachtgelden sterk