gereduceerd had kunnen worden indien de stichting zich sterk had gemaakt bij verweerder
voor het inbrengen van overtollig personeel bij een nieuwe aanbieder van maatschappelijk
werk. Ons college voegt daar nog aan toe dat de stichting HWL (thans de instelling voor
maatschappelijk werk in de G4 gemeenten) desgevraagd zich mondeling bereid heeft ver-
klaard een dergelijk verzoek bespreekbaar te achten, indien reclamant daarom zou hebben
gevraagd.
Ten overvloede wil ons college nog opmerken dat de claim inzake wachtgelden mede op
grond van de vigerende jurisprudentie kan worden afgewezen. Kortheidshalve verwijzen wij
hiervoor naar het gestelde in het advies van de bezwaarschriftencommissie onderaan op biz.8
Het daar gestelde achten wij relevant voor de onderbouwing in casu van het begrip 'redelijke
termijn'.
De aanvankelijke claim van 796.1)00,- is thans bij brief van 9 augustus 2005
teruggebracht tot 500.000,—, een vermindering van bijna 40%. Wat daar ook van zij, uit de
bijgeleverde berekening blijkt dat de te claimen schade voor alle gemeenten uitgaat van een
afbouwperiode van 3 jaar t.w. 2004, 2005 en 2006. Wat betreft de onderverdeling van de
posten is al eerder aangegeven dat claims voor wachtgeld worden afgewezen.
Wat betreft de minderopbrengst subsidie over 2003 zij opgemerkt dat daar een afzonderlijke
bezwaarschriftenprocedure voor is opgestart die momenteel nog onder de rechter is. Ook dit
bedrag dient derhalve buiten beschouwing te blijven.
Tenslotte wordt nog een post opgevoerd voor smartengeld die gelijkelijk over de 4 gemeenten
wordt verdeeld en elke gemeente uitkomt op een bedrag van 5000,00. Daarvan stellen wij
dat smartengeld uitgekeerd wordt in situaties waarbij sprake is van toegebracht letsel dan wel
morele of ideele schade. Daarvan is hier in geen enkel opzicht sprake zodat ook die claim
op voorhand dient te worden afgewezen.
Resteert voor Leeuwarderadeel een post van 112.689,00 zijnde de vergoeding voor vaste
kosten, die door de beeindiging van de subsidie wordt gemist. Uitgaande van de uiteindelijke
afronding van het totale schade bedrag naar 500.000,-- kan gesteld worden dat de schade,
die als afkoopsom bij Leeuwarderadeel wordt geclaimd, vastgesteld kan worden op
500.000/ 641.093 x 112.689,- 87.888,-, gerekend over 3 jaar is per jaar een bedrag
van 29.296,—
Dat vastgesteld hebbende overwegen wij voorts dat, in aanmerking nemende het advies van
de commissie en de hier genoemde toegevoegde argumenten er reden is de overgangstermijn
voor beeindiging van de subsidie te stellen op 6 maanden na datum bekendmaking van de
bestreden beslissing.
Voor onze gemeente is dit 2 oktober 2003 en komt het einde van die overgangstermijn uit
op 2 april 2004. Ervan uitgaande dat het resterende tijdvak tot 1 januari 2004 wordt
afgerekend op de bekende wijze via hulpeenheden, kan de feitelijke vergoeding voor de
afbouw van de subsidie, gerekend vanaf 1 januari 2004, worden vastgesteld op afgerond
3/12 x 41.500,-- (het bedrag dat in 2003 is betaald aan reclamant verhoogd met de
prijsindex voor 2004) 10.375,--. Afgaande op het voorstel voor de afkoopsom van 9
augustus jl. is de uitkomst van deze berekening nog altijd meer dan 3/12 x 29.296,—
(herleid afkoopbedrag per jaar volgens berekening reclamant).
Wij stellen u voor het besluit te nemen waarin de termijn van afbouw van de subsidie gesteld
wordt op 6 maanden na datum bekendmaking van het oorspronkelijk bestreden besluit en de
afkoopsom vast te stellen op eerdergenoemd bedrag ad 10.375,—.
Genoemd besluit wordt hierbij in ontwerp overgelegd.
Argumenten:
Zie hiervoor.