1Onder de naam "afValstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel
15.33 van de Wet Milieubeheer.
2. De afValstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt
naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten
aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het
inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 4 Belastingplicht
1De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel
ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot
het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
2. Yoor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:
a. degene die naar omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt
recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;
b. ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruik
heefit afgestaan.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij de
verordening behorende tarieventabel.
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wiize van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 8 Ontstaan der belastingschuld en heffing naar tiidsgelang
1De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van
de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd
voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de
aanvang van de belastingplicht, nog voile kalendermaanden overblijven.
3Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing
voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het
einde van de belastingplicht, nog voile kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de
ontheffing minder bedraagt dan 10.
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de
gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.
5. Voor belastingbedragen tot 10 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige
volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen
afValstoffenheffing of andere heffingen en belastingen aangemerkt als een belastingbedrag.