Hoofdstuk 1. Begripsbepaling
Artikel 1Begripsbepalingen
Ad a., b., e.,f.,g., h.,i.,j.en k.
Deze begrippen zijn voldoende omschreven. Zij behoeven geen nadere toelichting.
Ad c.
Norminkomen: zoals bedoeld in artikel 4.1 van de Algemene Maatregel van Bestuur
houdende regels over onder andere de eigen bijdrage en de financiele tegemoetkomingen op
het terrein van maatschappelijke ondersteuning.
Het eerste lid van artikel 4.1 van de AMvB regelt wat het dagelijks bestuur maximaal aan
eigen betalingen voor de Wmo-voorzieningen per vier weken mag vragen of door het CAK
mag laten opleggen. Het tweede lid van artikel 4.2 regelt hoe het dagelijks bestuur dat
maximum mag verlagen.
In artikel 4.1, eerste lid AMvB, zijn vier groepen te onderscheiden, namelijk de groep
ongehuwd 65-, de groep ongehuwd van 65 jaar en ouder, de groep gehuwd 65- en de groep
gehuwd van 65 en ouder. De in dit lid opgenomen inkomensgrenzen, beogen de eigen
bijdrage mede afhankelijk te maken van het voor de betreffende groepen geldende sociale
minimum. De hoogte ervan komt overeen met 120% van het verzamelinkomen op het sociaal
minimum. De aldus geregelde maximale bijdrage kent daarom de volgende variabelen:
a. de maximale eigen bijdrage die minima moeten betalen (minimaal maximum, vorm:
vastbedrag);
b. de omvang van het inkomensafhankelijk deel van de eigen bijdrage (vorm: percentage
marginale druk);
c. het startpunt van waar af de eigen bijdrage toeneemt met het inkomen (vorm:
vastbedrag of een percentage van het relevante sociaal minimum).
De in deze bepaling genoemde bedragen zijn de bedragen 2006. Deze zullen nog per
1 januari 2007 bij ministeriele regeling aangepast worden.
In het derde lid is geregeld dat voor bepaalde individuele voorzieningen gedurende maximaal
drie jaar een eigen bijdrage in rekening kan worden gebracht dan wel op de hoogte van de
financiele tegemoetkoming gedurende maximaal die periode een met toepassing van de
daarvoor geldende regels berekende bedrag in mindering worden gebracht.
Ad d.
Inkomen: Inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 van de AMvB
In het eerste en tweede lid is geregeld welk inkomen relevant is voor de maximale bijdrage
die een ongehuwde persoon of gehuwde personen gezamenlijk in een kalenderjaar
verschuldigd zijn. Het gaat om hetzelfde inkomensbegrip als geldt voor de extramurale
bijdrage AWBZ. Ook gaat het om het inkomen over het tweede kalenderjaar voorafgaande
aan het jaar waarin de maatschappelijke ondersteuning, het persoonsgebonden budget of de
financiele tegemoetkoming daarvoor, is verleend.
Ook de uitzondering van het derde lid komt overeen met de regeling daarvoor op grond van
de AWBZ. Hetzelfde geldt voor de definitieve vaststelling indien het derde lid is toegepast.
De regeling hiervan is gelijk aan artikel 16e, vierde lid, van het Bijdragebesluit zorg.
Pagina van 20