Artikel 8 Spaarloonreqelinq
1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van
de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt
aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende
spaarloonregeling.
2. Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien het raadslid gebruik maakt van
de wettelijke levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting
1964.
Artikel 9 Verlaaina veraoedina werkzaamheden bii arbeidsonaeschiktheid
Op aanvraag verlaagt het college de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, in
het geval een raadslid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke
arbeidsongeschiktheid.
Artikel 10 Compensatie kortinq werkloosheidsuitkerinq
1In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de
na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van
het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde
vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten
laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.
2. In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs-
en onderzoekspersonee! ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat
besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het
raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de
werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de
gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.
Artikel 11 Veraoedina voor waarneminq voorzitterschap van de qemeenteraad
1. Een raadslid dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30 dagen
onafgebroken het voorzitterschap van de gemeenteraad waarneemt, ontvangt voor die
waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de
werkzaamheden over de tijd van de waarneming.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding,
bedoeld in artikel 3.
Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders
Artikel 12 Onkostenvergoeding
Aan de wethouder wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van
het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 25, eerste lid, van het
Rechtspositiebesluit wethouders, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.
3