Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslan
Onderstaand geven wij, de8 gemeenteraden, 8 colleges van B&W en 8 verantwoordelijk
wethouders van het samenwerkingsverband Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Noardwest Fryslan, een reactie op het besluit van de staatssecretaris.
Samenvattend komen wij tot de conclusie dat het besluit:
1op oneigenlijke argumenten is gebaseerd;
2. de schaalvoordelen van een samenwerkingsverband teniet dreigt te doen;
3. leidt tot een aanzienlijke administratieve lastenverzwaring.
1. Oneigenlijke argumenten
De staatssecretaris verwoordt in zijn brief d.d. 23 maart dat hij een voorstander is van
samenwerking tussen gemeenten aangezien dit tot een doelmatiger en doeltreffender
uitvoering van de WWB kan bijdragen. Kiezen gemeenten echter voor de meest vergaande
vorm, een gemeenschappelijke regeling (hierna GR), dan bestaat volgens de
staatssecretaris het risico dat de individuele gemeenten meer op afstand komen te staan.
Dit zou worden versterkt door de huidige wijze van financieren (een budget). De
staatssecretaris wil vervolgens de betrokkenheid van de individuele gemeenten
waarborgen door vanaf 1 januari elke gemeente haar eigen budget weer te geven. Op die
manier zijn colleges van B&W, verantwoordelijk wethouders en gemeenteraden meer
betrokken bij de uitvoering van de WWB en blijven meer invloed en controle uitoefenen.
Bovenstaande overwegingen van de staatssecretaris zijn op zijn minst een simplificatie
van de werkelijkheid en geven de indruk dat er naar argumenten is gezocht om het
besluit te rechtvaardigen en/of meer draagvlak te geven.
De staatssecretaris gaat aan de volgende zaken voorbij:
a. Gemeenten maken zelf de keus op welke manier zij willen samenwerken.
Voordat een keus wordt gemaakt, worden consequenties in kaart gebracht. Als
gemeenten door de samenwerking het als nadeel ervaren dat zij meer op
afstand komen te staan, kunnen zij een minder vergaande samenwerkingsvorm
kiezen. Bovendien is het, ook als er voor de meest vergaande
gemeenschappelijke regeling gekozen wordt, niet verplicht om het
samenwerkingsverband als een entiteit aan te melden. Als gemeenteraden de
wijze van financieren als een afstandsvergrotend probleem ervaren dan hebben
zij legio mogelijkheden om een andere samenwerkingsvormen aan te gaan
en/of kunnen zij besluiten niet als een entiteit aangemerkt te willen worden. De
huidige financiering, waarin een GR een budget krijgt overgemaakt, is en blijft
dus een keus die gemeenteraden bewust nemen. Afschaffing van de een
entiteitfinanciering beperkt daarmee de keus van gemeenteraden. Een keus
waaraan veel voordelen hangen die samenwerking bevorderen (zie onder punt
2: Schaalvoordelen vallen weg). Het wegvallen van die keus kan de
bevordering van samenwerkingsverbanden dan ook in de weg staan.
b. Het risico dat individuele gemeenten meer op afstand komen te staan, is een
probleem dat niet zozeer voortkomt uit de wijze van financieren, maar is vaak
inherent aan de wijze waarop gekozen wordt te gaan samenwerken. Het
grootste probleem vomit, zoals vaak naar voren komt, de inconsistentie met het
gedachtegoed dat is vastgelegd in de Wet dualisering gemeentebestuur. De
wijze waarop de scheiding tussen controle en uitvoering binnen een
samenwerkingsverband moet worden geregeld is niet voorgeschreven in de
2
Aut: RD
d.d.: 1-11-2006