Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslan
samenwerkingsverband DSZW Noardwest Fryslan vanuit het belang van de burger betrokken
zijn bij de uitvoering. Uiteraard speelt het financieel belang ook een rol, maar dit is net zo
goed het geval bij financiering middels een budget; immers de voor- en nadelen ten opzichte
van dit budget komen uiteindelijk ook bij de individuele gemeenten terecht.
2. Schaalvoordelen vallen weg
Belangrijke motieven bij het aangaan van een samenwerkingsverband zijn het komen tot een
doelmatige en doeltreffende uitvoering van beleid. Bij de oprichting van onze Dienst per 1
januari 1999 waren dit al belangrijke argumenten om over te gaan tot samenwerking en dat zij
ze nu nog steeds. Om de doelmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoering van het beleid
te optimaliseren is gekozen voor harmonisatie van beleid. De harmonisatie van beleid maakt
het immers mogelijk regionaal arbeidsmarktbeleid te voeren, als een grote partij (remtegratie-
activiteiten) in te kopen en vooral ook een efficiente organisatie neer te zetten doordat er op
deze wijze bespaard kan worden op verschillende staf- en ondersteunende diensten als beleid,
planning en control en financiele administratie. Maar ook de direct uitvoerende medewerkers
(o.a. casemanagers) zijn bij een beleid uitwisselbaar over de verschillende locaties wat tot
efficiencyvoordelen leidt.
Als eerste samenwerkingsverband op het gebied van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn
wij tegen een hoop aanloopproblemen gelopen. Er was immers nog nauwelijks iets geregeld
voor en/of bekend over het fenomeen samenwerkingsverband.
Een van de problemen waar wij destijds tegen aanliepen was de administratieve rompslomp
van het verwerken en verantwoorden van (destijds) vijf verschillende budgetten van de
afzonderlijke gemeenten. Gemeenten ontvingen voorschotten, storten deze vervolgens door
naar het samenwerkingsverband, het samenwerkingsverband voerde uit en verantwoordde
achteraf middels vijf afzonderlijke jaaropgaven richting gemeenten en ministerie. Overbodige
administratieve rompslomp omdat bij de oprichting van de Dienst al afgesproken werd dat
zoveel mogelijk het beleid geharmoniseerd zou worden om de schaalvoordelen zo optimaal
mogelijk te maken.
Na deze problematiek onderzocht te hebben en bij het Ministerie aangekaart te hebben, is per
brief van 2 februari 2001 door het Ministerie kenbaar gemaakt dat de Dienst vanaf 1 januari
2001 een budget wordt toegekend, dat alle betalingen via de BNG-rekening van de Dienst
lopen en dat de Dienst namens de gemeenten een geaggregeerde verantwoording richting het
Ministerie kan indienen. Voomoemde afspraken zijn later bij de invoering van het objectief
verdeelmodel wederom bevestigd en toen verwoord als behandeling als een entiteit. Per 1
januari 2004 werden alle samenwerkingsverbanden die aan een set van voorwaarden voldeden
als e&i entiteit behandeld, waarbij de optelsom van inwoners bepaalde of het
samenwerkingsverband in het objectief verdeelmodel werd meegenomen. Voor onze Dienst
was dit het geval dus kregen wij per 1 januari 2004 niet een gezamenlijk budget op basis van
historische uitgaven maar op basis van het objectief verdeelmodel. Dit ervaarden wij als een
beloning voor geleverde prestaties, nu leverde doeltreffend beleid ook in financiele zin iets
op. Dit in tegenstelling tot budgettering op basis van historische uitgaven waarin je als het
ware gestraft werd voor de goede prestaties in het verleden.
Met het besluit van de staatssecretaris worden wij nu niet een stap terug in de tijd gezet (uit
het objectief verdeelmodel), maar zijn we weer waar we ooit in 1999 begonnen zijn (niet als
een entiteit verantwoordend).
6
Aut: RD
d.d.: 1-11-2006