van het bestuursorgaan, i.e. het college en de raad van gemeente Leeuwarderadeel, waartegen ingevolge de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht een bezwaarschrift kon worden ingediend. De Awb is van toepassing op zowel het voorstel van B&W als het raadsbesluit. Dit betekent dat krachtens hoofdstuk 3 van de Awb aan deze besluiten zware eisen gesteld worden, voor wat betreft de zorgvuldige voorbereiding. Voorts gelden de bepalingen met betrekking tot bezwaar en beroep integraal voor deze besluiten. Het bestreden besluit is bekend gemaakt op 7 augustus 2006; derhalve kon tot en met 18 September 2006 een bezwaarschrift worden ingediend. Het bezwaarschrift is ontvangen op 7 September 2006 en is derhalve tijdig ingediend. Omdat het bezwaarschrift tijdig is ingediend, klagers als belanghebbenden kunnen worden beschouwd en ook overigens aan alle wettelijke vereisten is voldaan, is het bezwaar ontvankelijk. Beoordeling van het bezwaar In het bezwaarschrift geven reclamanten aan dat ze belemmerd worden in de bedrijfsvoering. Dit is geen grond waar de commissie een oordeel over kan vellen. Het collegebesluit en het raadsbesluit zijn besluiten die de bestuursorganen in redelijkheid hadden kunnen maken. De commissie adviseert het bezwaar ongegrond te verklaren. De besluiten van B&W en de raad zijn beschikkingen, waardoor het noodzakelijk is om, alvorens het besluit genomen wordt, belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hun zienswijzen naar voren te brengen in het kader van een zorgvuldige voorbereiding. Deze hoorplicht geldt op grond van artikel 4:8 Awb namelijk voor beschikkingen die de belanghebbenden niet hebben aangevraagd en waartegen zij naar verwachting bedenkingen zullen hebben. De vestiging van een voorkeursrecht is te beschouwen als een zodanige beschikking, die bovendien steunt op gegevens over feiten en belangen die de belanghebbenden betreffen en die niet door hen zelf terzake zijn verstrekt. Hoewel in beginsel de zienswijzeregeling van artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is voor een voorkeursrechtaanwijzing, is het duidelijk dat het toepassen van die regeling een desastreus effect zal hebben op de effectiviteit van een nadien te vestigen voorkeursrecht. Voor een voorkeursrechtaanwijzing is van belang dat het met spoed kan worden gevestigd, zonder dat belanghebbenden hiervan vooraf op de hoogte zijn gesteld. In artikel 4:11, onder a en c Awb, is bepaald dat in dergelijke gevallen toepassing van de zienswijzeregeling achterwege kan worden gelaten. Een van deze uitzonderingsgevallen is de vestiging van voorkeursrecht in eerste aanleg. Maar indien er sprake is van een bestendiging van een eerder door burgemeester en wethouders gevestigd voorkeursrecht (bijvoorbeeld de bestendiging van een besluit van B&W door de gemeenteraad) geldt dat niet. In dergelijke gevallen is er niet langer sprake van een spoedeisend karakter. Voorts kan niet worden gesteld dat het beoogde doel alleen kan worden bereikt indien de belanghebbenden van het voomemen niet vooraf op de hoogte is gesteld, nu er immers sprake is van een gevestigd voorkeursrecht. Voordat de raad het besluit nam diende zij in het kader van de zorgvuldige voorbereiding belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hun zienswijzen naar voren te brengen. Gezien bovenstaande komt de commissie tot de conclusie dat het raadsbesluit niet zorgvuldig tot stand gekomen is, nu belanghebbenden niet in de gelegenheid zijn gesteld om hun

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2007 | | pagina 36