profileren. Te denken valt dan met name aan het bestuurlijk in ontwikkeling zijnde Middelseegebied. De Stichting heeft zich sinds haar ontstaan altijd op het brede welzijnsterrein gericht, waarbij de Stichting altijd open stond voor nieuwe ontwikkelingen. Op dit moment voert de Stichting voor onze gemeente de volgende welzijnsfuncties uit: a. het product "Peuterspeelzaalwerk"; s. het product "Jeugd- en jongerenwerk"; c. het product "Ouderenwerk"; d. het product "Kinderopvang"; en e. het product "Beheer activiteitencentrum" (het beheer van het Cultureel Centrum "De Skalm"). Voor de bij a. t/m c. en e. genoemde producten ontvangt de Stichting, op basis van budgetafspraken, een jaarlijkse gemeentelijke subsidie. In deze budgetafspraken wordt per product beschreven wat de Stichting inhoudelijk voor de toegekende subsidie dient te leveren. De voomoemde subsidies zijn inclusief de overheadkosten (zoals directie- en admmistratie- kosten) van de Stichting. De overheadkosten worden verhoudingsgewijs over de verschillende producten versleuteld. Bij resp. de jaarrekening en het jaarverslag wordt dan jaarlijks bekeken welke producten de Stichting in het betreffende jaar heeft geleverd en wordt er op basis hiervan met de Stichting afgerekend. Het product "Kinderopvang" (d.) valt vanaf 1 januari 2005 niet meer onder het gemeentelijke subsidiebeleid. Dit product staat op zich. De gemeente vervult hierbij alleen nog een taak waar het de veiligheid en de hygiene van dit product betreft. 3. De Stichting en de WMO Gesteld kan worden dat de Stichting binnen het gemeentelijke WMO-beleid toch wel een centrale plaats inneemt. Het huidige voorzieningenaanbod van de Stichting richt zich op een groot aantal WMO- prestatievelden. Zo kunnen de prestatievelden 1 t/m 4 (zie bijlage 1) direct aan het (huidige) voorzieningenaanbod van de Stichting worden gekoppeld. Hierover zal vanuit de WMO dan ook een relatie moeten worden gelegd. Hierbij zal enerzijds naar andere aangrenzende beleidsvelden en anderzijds ook naar de toekomst moeten worden gekeken. Welke richting wil de gemeente op? Waaraan is behoefte? Wij denken hierbij dan b.v. met name aan de in ontwikkeling zijnde notitie "Gemeentelijk beleid mantelzorg/vrijwilligerswerk". Deze notitie gaat van een - in de eerste plaats - lokale invulling van WMO-prestatieveld 4 via de Stichting uit. Daamaast zou, op basis van de WMO-prestatievelden 1 en 3, b.v. kunnen worden overwogen om naast de bestaande producten een geheel nieuw product "Opbouwwerk" in het leven te roepen. Dit laatste product is nl. breder dan het huidige product "Ouderenwerk". "Opbouwwerk' kan alle leeftijdsgroepen omvatten, terwijl "Ouderenwerk" een beperking qua leeftijd kent. Hier zal verder in deze notitie nader op worden teruggekomen. Bij de WMO-prestatievelden 5 en 6 ligt het primaat ten aanzien van de uitvoering in eerste instantie bij de Dienst SoZaWe in Franeker, maar er zijn in deze, met name vanuit de prestatievelden 4 en 5, echter ook wel raakvlakken met de voorzieningen die de Stichting aanbiedt. Dit zal de praktijk verder moeten uitwijzen. Hier zal later in deze notitie op terug worden gekomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2007 | | pagina 27