te zorgen en een bijdrage te leveren aan een leefbare samenleving. Zowel voor mantelzorgers als voor vrijwilligers geldt dat hun inzet door allerlei factoren onder druk staat. Deze ontwikkeling vraagt om beleid gericht op het zo goed mogelijk ondersteunen en stimuleren van die burgers die zich vrijwillig inzetten voor hun naaste, hun buurt, hun dorp of voor andere mensen die een beetje extra hulp goed kunnen gebruiken om mee te kunnen doen in onze samenleving. De visie die hierbij kan worden gehanteerd is dat het de taak van het opbouwwerk is om de competenties van de plaatselijke bevolking te mobiliseren en te versterken. Door bevolkingsgroepen te ondersteunen en zelf verantwoordelijk te laten zijn voor hun activiteiten ten behoeve van hun dorp, buurt of wijk groeit het besef tot eigen kunnen wat versterkend werkt binnen de eigen gemeenschap. Opbouwwerk kan op deze wijze een cruciale rol spelen binnen de doelstellingen van de WMO. Wil er sprake zijn van voldoende vrijwillige inzet dan zal er sprake moeten zijn van een vraaggerichte aanpak richting vrijwilligers en mantelzorgers. Niet het aanbod van vrijwilligers staat centraal maar de vnjwilliger en de mantelzorger. Dit is de enige mamer om meer vrijwilligers te mobiliseren. Alleen langs deze wijze kan ondersteuning op maat worden ter vergroting van de leefbaarheid en het welzijn van mantelzorgers. Concrete ontwikkelingen/activiteiten die in dit kader kunnen worden genoemd zijn: De lokale invulling van de mantelzorg- en vrijwilligerswerkstructuur. Hierbij wordt aan de Stichting een belangrijke lokale functie toegedacht. Hierover verschijnt binnenkort een afzonderlijke notitie. Het introduceren van de "Bijspringer". Het doel van de 'Bijspringer' is om via de methodiek van het opbouwwerk: a. de leefbaarheid van dorpen te vergroten; en b. het vrijwilligerswerk te versterken. Voor een nadere omschrijving van de 'Bijspringer' wordt naar bijlage 3 verwezen. De 'Bijspringer' kan binnen de prestatievelden 1, 3 en 4 van de WMO een belangrijke rol vervullen. De 'Bijspringer' werkt dorpsgericht (prestatieveld 1) en biedt hierbij ruimte voor informatie en advies (de prestatieveld 3 en 4). Hierbij wordt aan het opzetten van lokale netwerken gedacht, wat de lokale burgerparticipatie bij de WMO kan bevorderen. Meedoen is immers het credo van de WMO. De 'Bijspringer' kan hierbij de nodige ondersteuning verlenen. Op basis van dit gegeven lijkt de 'Bijspringer' bij de verdere lokale uitwerking van de WMO dan ook een kans te verdienen. Ten aanzien van de mantelzorg en het vrijwilligerswerk (prestatieveld 4 van de WMO) moet vooreerst nog even op de genoemde notitie worden gewacht. In deze notitie wordt een beeld van de (toekomstige) gemeentelijke mantelzorg en vrijwilligerswerkstructuur gegeven. Het lijkt echter wenselijk nu reeds een principe-uitspraak over de toekomstige lokale coordinatie van deze werkzaamheden te doen. De Stichting lijkt hiervoor op basis van het vorenstaande de meest aangewezen instantie. Voorstel: Een nieuw product "Opbouwwerk" introduceren en hierbinnen - na het verschijnen van de betreffende notitie - het (toekomstige) gemeentelijke mantelzorg en vrijwilligerswerk beleid en de "Bijspringer" opnemen. Op basis van de (thans nog concept) notitie "Gemeentelijk beleid mantelzorg/ vrijwilligerswerk" kunnen hierbij de volgende scenario's worden genoemd: Scenario 1 Het verder ontwikkelen c.q. realiseren van resp. een Steunpunt 8 uren "Mantelzorg" en een Steunpunt "Vrijwilligerswerk" bij de Stichting.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2007 | | pagina 40