Het verbinden van de Kletsefeart met de Feinsumerfeart, en het wellicht doortrekken naar de Stienserfeart, heeft tot gevolg dat er peilgebieden worden doorkruist en dat er watergangen wor- den doorsneden. In een nadere uitwerking (met watertoets) dient dit nader onderzocht te wor den; binnen de watertoets wordt er contact gezocht met het waterschap en worden afspraken gemaakt. Langs de nieuwe Kletsefeart zullen boezemkeringen moeten komen; dus ook in stedelijk gebied en de haven zal rekening gehouden moeten worden met de hoogte van de boezemkering. Daar- naast zullen er bruggen gerealiseerd moeten worden daar waar er wegen worden doorkruist. 4.6 Flora en Fauna Uit de ecologische quickscan blijkt dat het plangebied geen onderdeel uitmaakt van een speciale beschermingszone op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 of de Habitatrichtlijn en eveneens niet is aangewezen als een beschermd ganzen- of weidevogelgebied. Het plangebied ligt ook niet binnen de grenzen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998, de Habitatrichtlijn en het provinciale beleid (o.a. het streek- plan) is dan ook niet noodzakelijk. Uit de gegevens van het Natuurloket komt naar voren dat in de kilometerhokken, waarin het plangebied ligt, enkele algemeen beschermde soorten planten en amfibieen voorkomen. Daar- naast wordt melding gemaakt van strikt beschermde vogelsoorten en 2 strikt beschermde soor ten zoogdieren (mogelijk vleermuizen, noordse woelmuis en waterspitsmuis). Van vissen zijn geen gegevens bekend. Het plangebied bestaat voomamelijk uit open agrarisch landschap. Beschermde soorten die vermoedelijk in het plangebied voorkomen zijn weidevogels (grutto, wulp, tureluur), vissen (grote en kleine modderkruiper) en beschermde vaatplanten (zwanebloem, spindotterbloem). Mogelijk is het plangebied geschikt voor de strikt beschermde noordse woelmuis en water spitsmuis. In aanvullend veldonderzoek dient te worden vastgesteld welke algemeen bescher- mende soorten daadwerkelijke in het plangebied aanwezig zijn; indien het plan conflicteert met de Flora- en Faunawet dient een ontheffing aangevraagd te worden of dienen er compenserende maatregelen getroffen te worden. Er heeft reeds een ecologisch veldonderzoek plaatsgevonden in het kader van het bevaarbaar maken van de noordelijke 11- steden route. Bij nader onderzoek zal dit onderzoek van Alten- burg Wijmenga geraadpleegd worden. 4.6.1 Samenvatting In het gebied kunnen mogelijk strikt beschermde soorten als de vleermuis, noordse woelmuis en de waterspitsmuis voorkomen. Deze kunnen invloed hebben op de wijze van invulling van de ontwikkeling. Het is verstandig zo snel mogelijk met het veldonderzoek te starten. 4.7 Verkeer Voor de beoordeling van de ontsluitingsstructuur van het plan is onderscheid gemaakt in auto- verkeer, fietsverkeer en openbaar vervoer. 4.7.1 Auto Het plan voorziet in een nieuwe ontsluitingsstructuur voor het autoverkeer aan de buitenzijde van de woonuitbreidingsgebieden. Deze structuur zorgt niet alleen voor een ontsluiting van deze nieuwe woningbouwgebieden, maar ontsluit ook de geplande recreatiegebieden (woningen en jachthaven), het te ontwikkelen hippisch centrum en Doniastate. Een groot voordeel van deze ontsluitingsstructuur is, dat de direct aanliggende woongebieden niet of nauwelijks extra wor den belast. Ook wordt het oostelijke gelegen landelijke gebied op een heldere wijze op deze ont sluitingsstructuur aangesloten, zodat ook het landbouwverkeer buiten de woongebieden wordt gehouden. Grontmij Technische aspecten 07/1077, revisie 05 Pagina 21 van 27

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 2007 | | pagina 29