d. Rechthebbende:
een ieder die over enige zaak enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of
persoonlijk recht.
e. Voertuigen:
alle voertuigen, als bedoeld in artikel 1, onder a en onder al(aa el), van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van:
1treinen en trams;
2. kruiwagens, kinderwagens en dergelijke kleine voertuigen.
f. Vaartuigen:
alle vaartuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, alsmede
woonschepen, glijboten en ponten.
g. Woonschepen:
schepen uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebezigd of tot woning bestemd.
h. Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke
op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij
direct of indirect steun vindt in of op de grond.
i. Gebouw:
elk bouwwerk dat een voor personen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt.
j. Vee:
dieren die behoren tot de diersoorten genoemd in bijlage A van de Meststoffenwet.
k. Handelsreclame:
iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd
wordt een commercieel belang te dienen.
Artikel 1.2 Beslistermijn
1Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of
ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.
2. Het bevoegde bestuursorgaan kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken
verdagen.
Artikel 1.3 Te late indiening aanvraag
1Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan
drie weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig
heeft, kan het bevoegde bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.
2. Voor bepaalde, door het bevoegde bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of
ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten
hoogste acht weken.
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen
1Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen
voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen
mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband
waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend,
is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.