2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien dat rijden door de
omstandigheden redelijkerwijs gebillijkt wordt.
3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin
geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of
het Provinciaal wegenreglement Fryslan.
4. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de
Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
Voorstel en arsumentatie:
Nu rubberbanden gemeengoed zijn geworden voor bijna alle soorten voertuigen is dit een
loos artikel geworden. Bovendien is dit artikel nimmer toegepast. Het voorstel is het
hierboven omkaderde artikel 2.4.6. te laten vervallen.
Artikel 2.4.7 Hinderlijk gedrag op of aan de weg
1Het is verboden:
a. op of aan de weg te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument,
overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of
andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
b. zich op of aan de weg zodanig op te houden dat aan weggebruikers of aan
bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder
veroorzaakt wordt.
2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde
onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426 bis, 431 van het Wetboek van
Straff echt, of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2.4.8 Hinderlijk drankgebruik
1Het is verboden op de weg alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen,
blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
1een terras dat behoort bij een horecabedrij f, als bedoeld in artikel 2.3.1.1,
eerste lid;
2. de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een
ontheffmg geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.
Artikel 2.4.9 Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen
1Het is verboden:
a. zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;
b. zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een
gebouw te zitten of te liggen.
2. Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen,
appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen, die voor
publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor
gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van zo'n gebouw.