10
Artikel 2.4.14 Bewakingsapparatuur
(vervallen)
Artikel 2.4.15 Nodeloos alarmeren
(vervallen)
Voorstel en arsumentatie:
Deze artikelen waren bij een eerdere herziening reeds vervallen verklaard.
Artikel 2.4.16 Alarminstallaties
1Het is verboden zonder vergunning van het college in, op of aan een onroerende zaak
een alarminstallatie gei'nstalleerd te hebben die een voor de omgeving opvallend
geluid- of lichtsignaal kan produceren.
2. Het verbod is niet van toepassing voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt
voorzien door de Wet op de Particuliere Beveiligingsorganisaties en
Recherchebureaus van toepassing is.
Voorstel en arsumentatie:
Het is niet meer van deze tijd, waarbij gestimuleerd wordt de eigendommen goed te
beschermen (Keurmerk Veilig Wonen, e.d.) het hebben van een alarminstallatie als
vergunningplichtig aan te merken. De rechtsongelijkheid met autoalarminstallaties, die
meer en meer gebruikelijk worden en niet aan een vergunning gebonden zijn, wordt ook
prominenter. De bestuurlijke relevantie om hier regulerend op te treden is niet aanwezig.
Het vorstel is het hierboven omkaderde artikel 2.4.16 te schrappen.
Artikel 2.4.17 Loslopende honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten
lopen:
a. op de weg zonder dat die hond aangelijnd is;
b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte
kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college
aangewezen plaats;
c. op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een door middel van tatoeage
aangebracht identificatiemerk, die de eigenaar of houder duidelijk doen kennen.
Artikel 2.4.18 Verontreiniging door honden
1De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich
niet van uitwerpselen ontdoet:
a. op een gedeelte van de weg dat is bestemd of mede is bestemd voor het
verkeer van voetgangers;
b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte
kinderspeelplaats, zandbak of speelweide;
c. op een andere door het college aangewezen plaats.
2. De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt