1Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het
college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering
van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is
aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;
b. de iepen te ontschorsen en de schors te vemietigen;
c. of de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vemietigen of zodanig te
behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.
2.
a. het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te
hebben of te vervoeren;
b. het verbod is niet van toepassing op geheel ontschorst iepenhout en op
iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 cm;
c. het college kan ontheffmg verlenen van het onder a van dit lid gestelde
verbod.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.4.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, ingekuilde landbouwproducten e.d.
1Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de
openlucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het
uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel
voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is een of meer van de
volgende daarbij na der aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of
aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels:
a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of
vaartuigen of onderdelen daarvan;
b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
c. caravans, kampeerwagens, boten, tenten en andere dergelijke, gewoonlijk voor
recreatieve doeleinden gebezigde voorwerpen, indien het plaatsen of aanwezig
hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een
commercieel doel;
d. mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling
in gekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten,
afbraakmaterialen en oude metalen;
2. In het eerste lid wordt onder weg verstaan, hetgeen daaronder verstaan wordt in artikel
1 van de Wegenverkeerswet 1994.
3. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats een door het college
aangeduide voorwerp of stof:
a. op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben; dan wel
b. op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben anders dan met inachtneming
van de door het college gestelde regels.
4. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp
wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de
Provinciale Verordening op de Bodembescherming of de Provinciale Verordening van
de Waterwingebieden.
Artikel 4.4.1.a Stankoverlast door gebruik van dierlijke meststoffen