Berenschot
2. TOELICHTING
2.1 Wetgeving inzake gemeenschappelijke regelingen ter uitvoering van de
wsw
2.1.1 Wet gemeenschappelijke regelingen
De Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) voorziet gemeenten in mogelijkheden voor
onderlinge samenwerking. Een vorm voor deze samenwerking is de oprichting van een
openbaar lichaam, de GR. Dit openbaar lichaam kent een algemeen bestuur (AB), een dage-
lijks bestuur (DB) en een voorzitter. Aan het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur
kunnen de bestuursorganen van de gemeenten (raden, colleges van B&W en/of burgemees-
ters) bevoegdheden overdragen.
Indien raden en colleges samen een GR oprichten worden de raadsbevoegdheden aan het
algemeen bestuur overgedragen en de collegebevoegdheden overgedragen aan het dagelijks
bestuur. De Wgr bepaalt dat de leden van het algemeen bestuur worden aangewezen door
de gemeenteraden uit hun midden en uit de wethouders. De leden van het dagelijks be
stuur worden gekozen door en uit het algemeen bestuur. De GR kan bepalen dat uitslui-
tend wethouders die zitting hebben in het algemeen bestuur kunnen worden benoemd als
lid van het dagelijks bestuur.
2.1.2 Dualisering van het gemeentebestuur
Tot 7 maart 2002 kende het gemeentebestuur een monistisch bestuursmodel, hetgeen be-
tekent dat de wethouders tevens lid van de gemeenteraad waren. Vanaf 7 maart 2002 kent
het gemeentebestuur een dualistisch bestuursmodel, hetgeen er onder meer op neer komt
dat de wethouders niet langer tevens lid van de gemeenteraad zijn. De introductie van het
dualistisch bestuursmodel is bedoeld om de rol tussen de raad en het college nadrukkelijker
van elkaar te scheiden.
Met de dualisering van het gemeentebestuur zijn de bevoegdheden van raad en college hel-
derder omschreven. Daamaast zijn veel raadsbevoegdheden overgeheveld naar het college.
De overheveling van raadsbevoegdheden naar de colleges heeft gevolgen gehad voor ge
meenschappelijke regelingen waaraan bevoegdheden zijn overgedragen die onder het mo
nistisch bestuursmodel bij de raad lagen en in het dualistisch bestuursmodel bij het college
zijn komen te liggen. Artikel LXXIV, eerste lid, van de Wet dualisering gemeentelijke me-
debewindbevoegdheden bepaalt dat gemeenschappelijk regelingen waarvan ten tijde van
het treffen de raad bevoegd was maar waartoe door de wet dualisering gemeentebestuur nu
het college bevoegd is, worden geacht te zijn aangegaan door het college. Met deze over-
gangsregeling is voorkomen dat veel gemeenschappelijke regelingen door de dualiserings-
operatie een loze regeling zouden zijn geworden. Een consequentie van deze bepaling is
echter wel dat in het bestuur van die gemeenschappelijke regelingen die nu geacht worden
te zijn aangegaan door colleges uitsluitend nog collegeleden benoemd mogen worden.