Artikel 5 Het presidium
Het presidium heefit een procedurele rol, die vastgelegd is in artikelen in de verordening.
Uit praktisch oogpunt is ook de regie van enkele intem/organisatorische kwesties bij het
presidium neergelegd. Het presidium heeft de taak tot het doen van aanbevelingen aan de raad
inzake de organisatie van de werkzaamheden van de raad. Voorbeelden van onderwerpen die
onder deze taak vallen: het initieren van een aanpassing van het reglement van orde, het
instrueren van de griffier en aanbevelingen doen aan de raad ter bevordering van het
dualiseringsproces
Het presidium fungeert in de praktijk -gelet op de samenstelling uit fractievoorzitters en
raadsvoorzitter- ook als forum voor het doen van vertrouwelijke mededelingen of bespreking
van politiek gevoelige zaken.
Het is van belang dat in het presidium elke partij een stem heeft die even zwaar weegt. Op
deze wijze wordt de positie van minderheidsffacties in een dualistisch stelsel versterkt.
Tevens kan dit de betrokkenheid van alle fracties bij de raadsvergaderingen vergroten.
De griffier is bij elke vergadering van het presidium aanwezig, omdat de griffier voor de
ondersteuning van de raad zorgt. Hij moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke
punten besproken gaan worden. De aanwezigheid van de secretaris kan gewenst zijn, omdat
de secretaris aandacht moet kunnen vragen voor of een toelichting kan geven op onderwerpen
die worden voorbereid door de ambtelijke organisatie.
Artikel 6
Dit artikel is niet ingevuld. Afgezien is van vemummering van alle artikelen van het
reglement i.v.m. de vele kruisverwijzingen.
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties
Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beediging; benoeming wethouders
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kermis
van zijn benoeming (artikel VI Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit is bij ministeriele
regeling een model vastgesteld. De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming
aanneemt (artikel V2 Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt
worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om
als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende
verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittrekstel uit de GBA met zijn
woonplaats, geboorteplaats en —datum, en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat
hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, lid 2 Gemeentewet (artikel V3 Kieswet). Het
onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Bij het
onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid Gemeentewet) betrokken worden. In
deze code zijn onder meer bepaiingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties.
De commissie welke de geloofsbrieven onderzoek brengt verslag uit. Dit kan zowel
mondeling als schriftelijk.
De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie
instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht nadat de voorzitter van het
centraal stembureau nieuwe leden heeft benoemd. Het onderzoek van het proces verbaal
(onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt alleen
in de eerste samenkomst van de nieuwe raad na verkiezingen. Het onderzoek van de