4.2.1. Conclusies ten aanzien van de ontwikkelingen in de WWB
De druk op de budgetten van de Dienst neemt toe als gevolg van de landelijke daling
van budgetten; dit vraagt om het voortdurend monitoren van budgetontwikkeiingen en het
bewaken van de effectiviteit van de inzet van middelen (prestatiedoelen).
Er moeten meer uitkeringsgerechtigden aan het werk worden geholpen; de uitstroom van
de Dienst moet naar 100 clienten per jaar door scholing, training, werkgelegenheids-
trajecten en loonkostensubsidies. Deze doelstelling komt bovenop de doelstelling van de
Dienst jaariijks 6% (ca. 60 personen) te laten uitstromen.
De samenvoeging van de budgetten/ontschotting voor re-integratie, inburgering en
voiwasseneneducatie biedt meer mogelijkheden voor uitstroom van bijstandsgerechtigden
en biedt mogelijkheden tot combinaties van trajecten. Deze ontschotting betekent voor de
Dienst wel een forse inspanning op het gebied van samenwerking met gemeenten en
andere partners. Daarnaast heeft de ontschotting ook de nodige organisatorische
consequenties op het terrein van inzet middelen, werkwijze, procedures en
verantwoording.
De Dienst zal bij moeten dragen aan het creeren van een leer/werk-aanbod voor jongeren
tot 27 jaar.
Er ontstaat een verzwaring van de uitstroomdoelstelling door de instroom van ex-
asielzoekers en de vrijstelling van de sollicitatieplicht voor alleenstaande ouders.
Er moet meer worden ingezet op armoedebestrijding, schuldhulpverlening en bijzondere
bijstand, waarbij maatregelen geen belemmering mogen vormen voor de re-integratie
(armoedeval)
Er moet worden ingezet op verhoging van de opbrengst partneralimentatie en op
verbetering van de handhaving.
De ketensamenwerking moet worden versterkt en verbeterd; begin 2008 wordt een pilot
gestart tot verdere integratie van de Dienst, UWV en CWI. Deze pilot moet leiden tot een
aanspreekpunt voor de klant en een centraal management over de volledige re-integratie
activiteiten in de regio.
4.3. De WMO
Ook op dit terrein spelen ontwikkelingen die van belang zijn in het kader van het meerjarenperspectief
van de Dienst. De toenemende vergrijzing en ontgroening (wegtrekken van de jongere bevolking) zal
- naast de autonome groei van de zorgvraag - leiden tot een algemene toename van de zorg in het
werkgebied van de Dienst. Dit kan leiden tot een tekort aan gekwalificeerd personeel, waarbij mogelijk
een match gemaakt kan worden met personen uit het bestand van de Dienst. Daarbij geldt wel dat
belemmeringen moeten worden weggenomen en een adequate opleiding moet worden gevolgd (zie
ook hoofdstuk 5).
Daarnaast is het de verwachting dat in de komende jaren meer taken vanuit de AWBZ worden
overgeheveld naar de WMO en mogelijkerwijs dus ook naar de Dienst. Zeker als de AWBZ-kosten
blijven stijgen (verpleging, verzorging), is het niet uit te sluiten dat meer taken uit kostenoverwegingen
aan de gemeenten worden overgedragen. Dit houdt een toename van de financiele risico s voor de
gemeenten in.
De implementatie van de WMO als eenheid binnen de Dienst zal ook de komende tijd nog de nodige
aandacht vragen. In eerste aanleg is veel tijd besteed aan de aanbestedingen voor voorzieningen ter
bevordering van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en op het gebied van de
huishoudelijke verzorging. In de komende jaren zal aandacht moeten worden besteed aan het
aanpassen en verbeteren van de werkprocessen (fine tuning processen).
Daarnaast komt de uitvoering van het PGB11 per 1 januari 2008 over van het zorgkantoor voor de
controle en administratieve afhandeling. Daarvoor moet de organisatie op orde zijn; met name uit het
oogpunt van de rechtmatigheid. De WMO kent namelijk geen terugvorderingstitel. Dit heeft als
PGB: persoonsgebonden budget
15
concept meerjarenperspectief Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslan 2009 - 2012