over het maatschappelijk middenveld. Er leven ideeen om in 2009 van start te gaan met een
gei'ntegreerd loket (electronisch, telefonisch) met hooguit een fysiek loket per gemeente. Op dit
moment is de intensivering van de samenwerking nog een punt van discussie bij de gemeenten. De
gemeenten voeren de regie over de ontwikkelingen op het gebied van het WMO-loket. Om de rol in de
steden, dorpen en wijken ter verbetering van de ieefbaarheid optimaal te kunnen vervullen zal
intensief samengewerkt moeten worden met het maatschappelijk middenveld.
4.3.1. Conclusies ten aanzien van de ontwikkelingen in de WMO
De zorgvraag zal toenemen. Dit komt door de vergrijzing en door een autonome toename
van de zorgvraag. Deze ontwikkeling biedt mogelijk kansen voor personen uit het bestand
van de Dienst.
De financiele risico's voor de gemeenten worden groter. De verwachting is dat meer taken
vanuit de AWBZ worden overgedragen aan de gemeenten. Kostenoverwegingen spelen
hierbij een beiangrijke rol. Kostenbeheersing in het kader van de WMO is voor de
gemeenten van grote betekenis.
Collectief gebruik van hulpmiddelen (bijv. scootmobielen en rolstoelen in bejaardenhuizen)
waar mogelijk laten prevaleren boven individuele toekenningen.
Het aantal zorgaanbieders moet zo beperkt mogelijk blijven. Dit biedt kwaliteit en
continuiteit mbt het zorgaanbod enerzijds en relatief minder kosten per eenheid produkt
anderzijds.
Verdere stroomlijning van werkprocessen moet plaatsvinden. O.a. met het oog op de
rechtmatigheid van verstrekkingen.
Zorg leveren conform de indicatie. Dit is een wijziging t.o.v. de oude situatie ten tijde
van de AWBZ, waarbij het zorgkantoor de zorgaanbieder een vast bedrag verstrekte obv
prestatieafspraken en die de zorgaanbieder ruimte gaf om andere zorg in te zetten dan
was geindiceerd. (lees: er werd daardoor in het verleden meer HHV 2 ingezet dan obv de
indicatie was gerechtvaardigd) Derhalve is een verschuiving van huishoudelijke hulp 2
naar de huishoudelijke hulp 1 een te verwachten gevolg.
Doorontwikkeling van beleid moet leiden tot meer vormen van gei'ntegreerde, collectieve
zorg- en dienstverlening om de noodzakelijke individuele voorzieningen tot het uiterste te
beperken.
De huidige omvang van vrijwilligerswerk en mantelzorg moet in stand gehouden worden
en waar mogelijk versterkt; vrijwilligerswerk en mantelzorgondersteuning is voor de WMO,
ook vanuit kostenoogpunt, cruciaal.
De verdeling van taken op het gebied van de WMO tussen de Dienst en de gemeenten
vraagt om voortdurend overleg en afstemming om de Dienst in staat te stellen haar
bijdrage aan de Ieefbaarheid van de lokale en regionale samenleving te leveren en de
kansen die de WMO biedt voor de uitkeringsgerechtigden te benutten.
Bij de verdere ontwikkeling van de WMO is de wisselwerking tussen gemeenten onderling
en tussen de gemeenten en de Dienst ten aanzien van de relevante prestatievelden van
de WMO van groot belang. Verdere ontwikkeling van het loket en de relatie met het
maatschappelijk middenveld zijn hier beiangrijke ontwikkelpunten.
4.4 Synergetische beleidskoppeling WWB en WMO
De ontwikkelingen in de budgetten voor WWB en WMO houden de noodzaak tot en de mogelijkheden
voor synergetische beleidskoppeling tussen WWB en WMO in. Het taakstellende budget voor de
WWB daalt en ook komt naar verwachting ook minder geld voor de uitvoering van de WMO
beschikbaar. Daar staat meerwerk tegenover. Kortom: meer werk met minder geld. De
mogelijkheden, die de WWB kent (door participatie in de vorm van vrijwilligerswerk, tijdelijk werken
met behoud van uitkering, leer/werkplaatsen, etc.), kunnen worden benut de uitvoering van de WMO
duurzaam betaalbaar te houden. Dit biedt enerzijds participatie- en re-integratiemogelijkheden voor
klanten van de dienst; anderzijds levert deze inzet een bijdrage aan de beheersing van de kosten.
17
concept meerjarenperspectief Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslan 2009 - 2012