aantal pilots wordt momenteel door de Dienst onderzocht welke mogelijkheden er zijn om het bestand
in beweging te krijgen.
Verwacht wordt dat de nieuwe instroom voor 25% zal bestaan uit personen die binnen een termijn van
negen maanden mogelijkheden tot re-integratie op de arbeidsmarkt kennen. Van de overige groep is
de verwachting dat voor 50% verdergaande maatschappelijke participate het hoogst bereikbare is. De
overblijvende groep zal middels activering maatschappelijk betrokken blijven en waar mogelijk
gestimuleerd worden maatschappelijk actief te worden.
Op basis van de gegevens van het bestand kan een indeling naar perspectief worden gemaakt.
Aantal personen (qlobaal)bereikbare doel
350 via re-integratieladder uiteindelijk werk 30,5
500 enige vorm van maatschappelijke participate 43,5
300eniae mate van zelfredzaamheid26
Hierbij wordt de kanttekening gemaakt dat voor de eerste groep mogelijk gebruik gemaakt moet
worden van een (tijdelijke) loonkostensubsidie. Ook zal dit niet in alle gevallen leiden tot een fulltime
betrekking en zal wellicht het recht op een gedeeltelijke uitkering blijven bestaan.
5.3. Een belangrijk cultureel aspect
De bevolking in het werkgebied van de Dienst is redelijk honkvast; men blijft het liefst in de eigen
vertrouwde omgeving. Wellicht hangt dit samen met een ander, relevant aspect. In de contacten met
clienten constateren de medewerkers van de Dienst een laag ambitieniveau. Dit geldt zowel voor
ouderen, als in mindere mate voor jongeren. Dit uit zich ook in de keuzes voor opleidingen en
beroepen. Deze constatering wordt ondersteund door onderzoek13 op een heel ander terrein. In
Friesland krijgen kinderen significant lagere schooladviezen in vergelijking met Nederland; dit geldt
zowel voor de zwakst als de sterkst presterende kinderen. De verklaring hiervoor wordt gezocht in de
sociaal-economische achtergrond van de kinderen en in het lage ambitieniveau van de ouders.
Binnen het bestand van de Dienst uit zich dit - naar de ervaring van de medewerkers - in een
behoudende opstelling, een zekere angst voor het onbekende, een beperkte veranderingsbereidheid
en keuzes voor het vertrouwde. Het ambitieniveau heeft ook te maken met het denken van mensen.
Clienten moeten leren denken in termen van kansen in plaats van onmogelijkheden. Dit vraagt zeker
daar waar er sprake is van families die ai generates uitkeringsgerechtigd zijn - om een intensieve,
bijna therapeutische - aanpak.
5.4. Conclusies
Het bestand van de Dienst wordt gekenmerkt door aspecten leeftijd (veel ouderen),
geslacht (veel vrouwen), laagopleidingsniveau, grote afstand tot de arbeidsmarkt,
langdurige werkloosheid, relatief veel (tijdelijke) beperkingen. Aspecten die - zeker in de
combinatie met elkaar - een mismatch met de mogelijkheden op de arbeidsmarkt vormen
en uitstroom niet bevorderen.
Voor 30,5% van het bestand bestaat er uiteindelijk perspectief op werk, voor 26% is enige
mate van zelfredzaamheid het hoogst bereikbare; voor de overigen zal moeten worden
gefocused op maatschappelijke participate in het licht van de mogelijkheden die onder
meer de WMO, het maatschappelijk middenveld en de sport bieden in de vorm van
vrijwilligerswerk, etc. Daarbij is het van belang dat projecten op dit gebied de deelnemer
zelfrespect en maatschappelijke waardering bieden.
Er wordt meer ingezet op een individuele benadering en kleinschalige aanbestedingen
gericht op re-integratie in de kansrijke sectoren en beroepen.
De focus van de re-integratie wordt gericht op de kansen en mogelijkheden en niet op de
beperkingen (van welke aard dan ook); talenten moeten worden aangeboord. Dit vraagt
om langduriger en meervoudig samengestelde trajecten waarbij via doorstroom uiteindelijk
uitstroom wordt beoogd.
13 De Boer: in Onderadvisering in beeld, Inspectie van het onderwijs, 2007
19
concept meerjarenperspectief Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslan 2009 - 2012