Adac.
Netto huurstijging: onder ac. wordt aangegeven wat de Dienst in het kader van dit Besluit
verstaat onder stijging van huurlasten. Te alien tijde geldt dat de stijging van de huurlasten,
ook al is deze niet relevant voor de draagkrachtvaststelling, in een redelijke verhouding tot de
kosten van de investering moet staan. Door de toevoeging van de zinsnede "overeenkomstig
artikel 10. van de Huurprijzenwet woonruimte" wordt aangegeven dat de Dienst dit als
uitgangspunt hanteert bij het bepalen van de stijging van de huurlasten. In dit artikel wordt
gesteld dat de stijging van de huur in redelijke verhouding dient te staan tot de door de
verhuurder bestede kosten van de ingreep. Ten einde te berekenen hoe hoog de stijging van
huurlasten zal zijn als gevolg van het niet subsidieren van een deel van de kosten van de
woningaanpassing, kan de Dienst aldus uitgaan van de gebruikelijke afschrijvingstermijnen.
Indien de Dienst de gebruikelijke afschrijvingstermijnen in deze berekeningen hanteert, kan
op grond daarvan aangegeven worden wat de gevolgen van het niet subsidieren van een deel
van de kosten van de woonvoorziening voor de stijging van de huurlasten zal zijn en of deze
stijging zich in redelijke mate verhoudt tot de investering die door de verhuurder moet worden
gedaan. Het is dus zeker niet zo dat, wanneer de Dienst deze afschrijvingstermijnen bij deze
berekeningen hanteert, de Dienst daarmee voorschrijft op welke wijze de huurder en
verhuurder invulling moeten geven aan de wijze waarop het niet door subsidie gedekte deel
wordt gefinancierd. Dat is immers een zaak van verhuurder en huurder. Het definieren van het
begrip netto huurstijging voorkomt dat de Dienst afhankelijk wordt van de afspraken tussen
huurder en verhuurder.
Ad ad.
Stijging woonlasten eigenaar-bewoner: in dit onderdeel wordt gesproken over de meest
voordelige financiering. Hiermee wordt de client aangestuurd om een financieringsregeling af
te sluiten die zo min mogelijk netto lasten met zich meebrengt. De Dienst geeft met deze
definiering aan dat er uitgegaan wordt van de meest voordelige vorm van financiering. De
client is uiteraard vrij om de niet door subsidie gedekte kosten op een andere manier te
fmancieren. Deze andere, mogelijk duurdere, financiering zal er dan niet toe leiden dat de
Dienst een hogere fmanciele tegemoetkoming verstrekt.
Artikel 2 Beperkingen
Lid 1, ad a.
Deze definitie is in zijn kem ontleend aan de Verordening Wvg en aan de wet aangepast. Wat
langdurig noodzakelijk is, is afhankelijk van de concrete situatie. Het kan, in tijd uitgedrukt,
gaan om twee maanden, bijvoorbeeld bij mensen die in een terminaal ziektestadium verkeren.
Het kan ook gaan om veertig jaar, in situaties waarin de beperking bijvoorbeeld aangeboren is
en stabiel van aard is. Kenmerk is in beide genoemde situaties dat de ondervonden beperking,
naar de stand van de medische wetenschap op het moment van de aanvraag, onomkeerbaar is.
Er is dus redelijkerwijs geen verbetering te verwachten in de situatie van de aanvrager. In dit
kader zal de prognose van groot belang zijn. Zegt de prognose dat de betrokkene na enige tijd
zonder de benodigde hulpmiddelen of aanpassingen zal kunnen functioneren, dan mag men
van kortdurende noodzaak uitgaan. Bij een wisselend beeld, waarbij verbetering in de
toestand periodes van terugval opvolgen, kan echter uitgegaan worden van een langdurige
noodzaak. De medisch adviseur speelt bij het antwoord op de vraag of er al dan niet sprake is
van een langdurige noodzaak voor de betreffende voorziening een belangrijke rol.
29
Dienst Sociale Werkgelegenheid Noardwest FryslSn
Verordening maatschappelijke ondersteuning
Vastgesteld door het bestuur op 27 September 2006 en iaatstelijk gewijzigd in zijn vergadering op 2 april 2008.